ancsosa
Tot de n-e generatie.
1 . Aeltien Evertsz (Barones) van Twiller, Barones , geboren op 27 maart 1642, Nijkerk, gestorven. [Aantekening 1]
2 . Evert Melisen van Twiller, geboren op 4 augustus 1614, Nijkerk, gestorven op 10 januari 1667, Nijkerk, begraven op 10 januari 1667, Nijkerk (leeftijd bij overlijden: 52 jaar oud), Dijkgraaf. [Aantekening 2]
... gehuwd op 18 april 1641, Nijkerk, met ...
3 . Margriete Hendriksz van Arler, geboren in november 1606, Putten, gedoopt op 26 november 1606, Putten, gestorven.
... hieruit :
4 . Amelis Woltersz van Twiller, Dijkgraaf Appelreveld, geboren na 1579, gedoopt, RK, gestorven in juli 1654, begraven op 9 juli 1654, Nijkerk (RK) , Veldgraaf van het Appelerveld, Kerkmeester. [Aantekening 4]
... gehuwd op 25 januari 1607, Nijkerk, met ...
5 . Antonia Everts van Poitou, alias Antonia, alias Teuntje, geboren in 1586, gestorven. [Bron 5]
... hieruit :
6 . Hendrik van (de Jonge) Arler, Schout van Putten (1602-1606), Schout. [Aantekening 6]
... gehuwd op 26 oktober 1591, Harderwijk, met ...
7 . Truide van Ommeren. [Bron 7]
... hieruit :
8 . Wolter Gysberts van (II) Twiller, Naam- en Wapenvoerder , geboren in 1548, gedoopt in 1550, Nijkerk, gestorven in 1585 (leeftijd bij overlijden: 37 jaar oud). [Aantekening 8]
... gehuwd met ...
9 . Alijdt Ryckertsd van Wenckum.
... hieruit :
10 . Everhard van Poitou, alias Pottou, alias Potouw. [Aantekening 10]
... gehuwd met ...
... hieruit :
12 . Reinier Hendriks van Arler, Schout van Putten (1544-1566), Schout.
... gehuwd in 1566 met ...
13 . Bye Scholten van Vaneveld, gestorven in 1580. [Aantekening 13]
... hieruit :
16 . Gijsbert Woltersz van (I) Twiller, geboren waarschijnlijk in 1518, gestorven voor 11 mei 1568, Nijkerk. [Aantekening 16]
... gehuwd circa 1537 met ...
17 . Elisabeth Scholten van Vaneveld. [Aantekening 17]
... hieruit :
18 . Ryckert Brinck van Wenckum, gestorven op 14 november 1562. [Aantekening 18]
... gehuwd op 6 april 1549, Harderwijk, met ...
19 . Margarythe Mhelisse van (Gryte) Kayenbeeck. [Bron 19]
... hieruit :
24 . Hendrik van Arler, Schout te Putten (1539-1547), gestorven in juli 1547, Schout. [Aantekening 24]
... gehuwd in 1533 met ...
25 . Naele van Heuckelum. [Bron 25]
... hieruit :
26 . Aelt Henricks Scholt van Vaneveld, Scholtus Nijkerk (1517). [Bron 26]
... gehuwd met ...
... hieruit :
32 . Wolter Ghijsberts van (I) Twiller, geboren circa 1490, gestorven. [Aantekening 32]
... gehuwd met ...
... hieruit :
34 . Hendrick Hendricksz Scholten van Vaneveld, Schout te Nijkerk (1547-1553), gestorven na 1583, Schout te Nijkerk. [Aantekening 34]
... gehuwd met ...
... hieruit :
36 . Wolter Hendricks van Wenckum, geboren circa 1498, BArneveld, gestorven na 1559. [Aantekening 36]
... gehuwd met ...
... hieruit :
38 . Melis Segers van Kayenbeeck. [Bron 38]
... gehuwd met ...
39 . Alijt van Wenckum. [Bron 39]
... hieruit :
48 . Reinier Henricksz van (de Jonge) Arler, geboren, Putten, gestorven voor 1510, Schout te Nijkerk en Putten, Herbergier. [Aantekening 48]
... gehuwd circa 1415, Putten, met ...
49 . Catharina van Scherpenzeel, gestorven voor 11 december 1531. [Aantekening 49]
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd in 1522 met ...
...
Helmich van Schevenick
...
52 . Hendrick Reinders van Vaneveld, gestorven na 1551. [Aantekening 52]
... gehuwd in 1489 met ...
... hieruit :
64 . Ghijsbert van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1470, gestorven, Leenman in 1520. [Aantekening 64]
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
73 . NN Scholten.
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
96 . Hendrick Reijnders van Arler, geboren in 1461, Putten, gestorven voor 1492, Putten, Landbouwer. [Aantekening 96]
... gehuwd in 1466, Morgenhave, Harderwijk, met ...
97 . Bya N, gestorven voor 1492, Nijkerk. [Bron 97]
... hieruit :
98 . Gaidert van Scherpenzeel, alias Goert van, alias Godert van, geboren voor 1430, gestorven voor 2 juli 1499. [Aantekening 98]
... gehuwd in 1462 met ...
99 . Henrica van Wisch, geboren in 1445, gestorven in 1527 (leeftijd bij overlijden: 82 jaar oud). [Aantekening 99]
... hieruit :
104 . Reijner Reijnders van Vaneveld.
... gehuwd met ...
... hieruit :
128 . Jacob van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1440, gestorven ((op document genoemd 1429-85)). [Aantekening 128]
... gehuwd met ...
... hieruit :
192 . Reijner Hendricks van Aller, Scholtus Nijkerk (1437), geboren, Putten, gestorven, Putten, Dienstman, Herbergier te Putten. [Aantekening 192]
... gehuwd circa 1450 met ...
... hieruit :
196 . Otto van Scherpenzeel, Ridder , Heer van Scherpenzeel , Dep Ridderschap vande Veluwe , Schepen van Arnhem , geboren in 1410, gestorven in 1465 (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud). [Aantekening 196]
... gehuwd in 1422 met ...
197 . Stijne van den Gruijthuijs, geboren voor 1410, gestorven. [Aantekening 197]
... hieruit :
... gehuwd met ...
199 . Margaretha van Camphuizen.
... hieruit :
256 . Jacob van Twiller, geboren circa 1392, gestorven, leenman in 1439. [Aantekening 256]
... gehuwd met ...
... hieruit :
384 . Hendrick van Aller, Ridder Veluwe, Gerichtsman van Veluwe, Ambtsman van Paderborn, geboren waarschijnlijk in 1299, gestorven na 1342, Putten, Richter van de Veluwe 1339. [Aantekening 384]
... gehuwd met ...
... hieruit :
392 . Johan Thymens van Scherpenzeel, Heer van Scherpenzeel , geboren in 1349, Scherpenzeel, gestorven in 1428, Scherpenzeel (leeftijd bij overlijden: 79 jaar oud). [Aantekening 392]
... gehuwd circa 1400 met ...
393 . Stijne van Wittenhorst, geboren in 1376, Woudenberg, gestorven. [Bron 393]
... hieruit :
394 . Godert Bartoltsz van den Gruijthuijs. [Aantekening 394]
... gehuwd in 1422 met ...
... hieruit :
396 . Hendrik van Wisch, Heer van Wisch (1390), Ridder (13 juni 1447), gestorven voor 1448. [Aantekening 396]
... gehuwd met ...
397 . Irmgard van Wittgenstein.
... hieruit :
512 . Gijsbert van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1370, gestorven, leenman in 1429. [Aantekening 512]
... gehuwd met ...
... hieruit :
768 . Arnoldus van Aller, geboren circa 1271, Arnhem, gestorven na 1313, Nijkerk. [Aantekening 768]
... gehuwd met ...
... hieruit :
784 . Thijmen Janz van Scherpenzeel, Heer van Scherpenzeel , geboren in 1326, Scherpenzeel, gestorven in 1370, Scherpenzeel (leeftijd bij overlijden: 44 jaar oud). [Aantekening 784]
... gehuwd in 1345, Scherpenzeel, met ...
785 . Elizabeth ??. [Aantekening 785]
... hieruit :
788 . Berout Bertold van den Gruijthuijs. [Aantekening 788]
... gehuwd met ...
... hieruit :
792 . Hendrick II van Wisch, Heer van Wisch , gestorven voor 1390. [Aantekening 792]
... gehuwd met ...
793 . Catharina van Bronckhorst, gestorven na 1420.
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd in 1391 met ...
...
Hendrikvan Ghemen
...
1.024 . Ghiselbert Jacobszoon van Twiller, geboren waarschijnlijk in 1345, gestorven na 1385, Hof van het gerecht Scherpenzeel, Tijnshouder. [Aantekening 1024]
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.568 . Johan I van Scherpenzeel, Heer van Scherpenzeel , geboren in 1295, Woudenberg, gestorven in 1342, Scherpenzeel (leeftijd bij overlijden: 47 jaar oud). [Bron 1568]
... gehuwd in 1325, Scherpenzeel, met ...
1.569 . Mechteld van Lokhorst, geboren in 1300, gestorven. [Bron 1569]
... hieruit :
1.586 . Willem van Bronckhorst, Ridder , Heer van Bronckhorst (1358-1399), Burggraaf van Nijmegen , gestorven op 12 maart 1410, Raad van de Hertog van Gelre, Drost en landrentmeester van Zurphen. [Bron 1586]
... gehuwd in november 1365 met ...
1.587 . Cunegonda van Meurs. [Bron 1587]
... hieruit :
2.048 . Jacob van *** Stamvader Twiller en Twillert *** Twiller, geboren waarschijnlijk in 1310, gestorven. [Aantekening 2048]
... gehuwd met ...
... hieruit :
3.136 . Johan van Woudenberg, Ridder , Bisschop van Utrecht , geboren voor 1310, Woudenberg, gestorven in 1367. [Bron 3136]
... gehuwd op 14 april 1336 met ...
3.137 . Willemette van Diest. [Bron 3137]
... hieruit :
3.172 . Gijsbrecht V van Bronckhorst, Ridder , Heer van Bronckhorst (1328), Heer van Batenburg , gestorven in 1356. [Aantekening 3172]
... gehuwd voor 1344 met ...
3.173 . Catharina van Leefdael, gestorven op 13 april 1361. [Bron 3173]
... hieruit :
3.174 . Frederik van Meurs, Graaf van Meurs .
... gehuwd met ...
... hieruit :
6.272 . Elias van Woudenberg van Scherpenzeel, Ridder , Heer van Woudenberg , geboren in 1285, Woudenberg, gestorven voor 1339. [Bron 6272]
... gehuwd met ...
6.273 . Agnes van Arkel, geboren in 1275, gestorven. [Bron 6273]
... hieruit :
6.344 . Willem III van Bronckhorst, Heer van Bronckhorst , geboren in 1286, gestorven op 25 september 1328, Hasselt, Belgie (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud), Maarschalk in dienst Reinald II van Gelre.
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Bastaardij N
... hieruit :
... gehuwd met ...
6.345 . Johanna van Batenburg.
... hieruit :
12.544 . Philips van Rijningen, Ridder , geboren in 1215, Woudenberg, gestorven. [Bron 12544]
... gehuwd in 1235, Woudenberg, met ...
12.545 . Mathilde van Kleef, geboren in 1215, Cleef, gestorven. [Bron 12545]
... hieruit :
12.546 . Arnold van den Bergh.
... gehuwd met ...
... hieruit :
12.688 . Gijsbert IV van Bronckhorst, gestorven in 1315.
... gehuwd met ...
12.689 . Elisabeth van Steinfurt, gestorven in 1347.
... hieruit :
25.088 . Elias van Rijningen, geboren in 1176, Woudenberg, gestorven. [Bron 25088]
... gehuwd met ...
25.089 . ? ?. [Bron 25089]
... hieruit :
25.090 . Dietrich V Nust van Kleef, Graaf van Kleef , geboren in 1183, Kleef, gestorven in 1260, Kleef (leeftijd bij overlijden: 77 jaar oud). [Aantekening 25090]
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Hedwich van Meissen Wettin, gestorven voor februari 1249
... hieruit :
... gehuwd met ...
25.091 . Mathilda van Dinslaken, geboren in 1190, gestorven in 1224, Kleef (leeftijd bij overlijden: 34 jaar oud).
... hieruit :
25.094 . Arend van Amstel, alias Arnold, Ridder , Heer van Benschop en IJsselstein , geboren in 1230, gestorven in 1291 (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud). [Bron 25094]
... gehuwd met ...
25.095 . Johanna van IJsselstein, geboren in 1230, gestorven in 1290 (leeftijd bij overlijden: 60 jaar oud). [Bron 25095]
... hieruit :
25.376 . Willem van Bronckhorst, Heer van Reckheim , geboren waarschijnlijk in 1231, gestorven in 1290 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 59 jaar oud). [Bron 25376]
... gehuwd in 1250 met ...
... hieruit :
50.180 . Dietrich IV van Kleef, Graaf van Kleef , geboren circa 1160, gestorven in 1203 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 43 jaar oud).
... gehuwd in 1182, Lisse, met ...
50.181 . Margaretha van Holland, gestorven in 1203.
... hieruit :
50.188 . Gijsbrecht III van Amstel, Ridder , Heer van Amstel , geboren in 1200, gestorven in 1252 (leeftijd bij overlijden: 52 jaar oud), Ministreiaal van de Bisschop van Utrecht. [Aantekening 50188]
... gehuwd in 1200 met ...
50.189 . Aleidis Albrechtsdr van Cuijck, geboren in 1200, gestorven in 1250 (leeftijd bij overlijden: 50 jaar oud). [Bron 50189]
... hieruit :
50.752 . Gijsbert van Bronckhorst, Vir Nobilis , Dominus de Radekeym , geboren in 1182, gestorven in 1241 (leeftijd bij overlijden: 59 jaar oud).
... gehuwd circa 1220 met ...
50.753 . Kunigunda van Oldenburg.
... hieruit :
100.360 . Dietrich III van Kleef, Graaf van Kleef , geboren circa 1129, gestorven in 1172 (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 43 jaar oud).
... gehuwd in 1155 met ...
100.361 . Adelheid von Sulzbach.
... hieruit :
100.362 . Floris III (De Kruisvaarder) van Holland, Graaf van Holland , geboren in 1128, gestorven op 1 augustus 1190, Sirië, tijdens kruistocht, begraven, Middelburg (leeftijd bij overlijden: 62 jaar oud). [Aantekening 100362]
... gehuwd in 1162 met ...
100.363 . Ada de Huntington, Prinses van Schotland , geboren in 1146, gestorven op 11 januari 1208 (leeftijd bij overlijden: 62 jaar oud).
... hieruit :
100.376 . Gijsbrecht II van Amstel, Ridder , Leenheer van Amstelland , geboren tussen 1170 en 1175, gestorven tussen 1240 en 1244, ministeriaal van de bisschop van Utrecht.
... gehuwd met ...
100.377 . Betrande van IJsselstein.
... hieruit :
100.378 . Albrecht van Cuijck, Ridder , Heer van Cuijck en Herpen , Burggraaf van Utrecht , Heer van Asten , geboren in 1170, gestorven in 1223 (leeftijd bij overlijden: 53 jaar oud). [Bron 100378]
... gehuwd in 1200 met ...
100.379 . Hadewych van Meerheim, geboren in 1170, gestorven in 1235 (leeftijd bij overlijden: 65 jaar oud). [Bron 100379]
... hieruit :
101.504 . Willem van Bronckhorst, geboren waarschijnlijk in 1150, gestorven.
... gehuwd met ...
... hieruit :
200.720 . Arnold I van Kleef, Graaf van Kleef en Tomburg , geboren circa 1100, gestorven op 20 februari 1147, begraven, Bedburg (leeftijd bij overlijden: waarschijnlijk 47 jaar oud).
... gehuwd met ...
200.721 . Ida van Lotharingen.
... hieruit :
200.724 . Dirk VI van Holland, Graaf van Holland , geboren in 1109, gestorven op 5 augustus 1157, begraven, Rijnsburg (leeftijd bij overlijden: 48 jaar oud).
... gehuwd in 1124 met ...
200.725 . Sophia van Rheineck, gestorven op 26 september 1176, Jeruzalem, begraven, Jeruzalem .
... hieruit :
200.752 . Gijsbrecht I van Amstel, Heer van Amstelland (1172-1188), geboren tussen 1134 en 1105, gestorven in 1188, dienstman, ministeriaal van de bisschop van Utrecht.
... gehuwd met ...
... hieruit :
200.756 . Hendrik II van Cuijck, Kruisvaarder , Heer van Cuijck , Stadssgraaf van Utrecht , Voogd van SintJan in Utrecht , geboren in 1130, gestorven in 1204 (leeftijd bij overlijden: 74 jaar oud).
... gehuwd in 1160, Utrecht, met ...
200.757 . Sophia Dirks van Rhenen van Herpen, geboren in 1140, gestorven in 1191 (leeftijd bij overlijden: 51 jaar oud).
... hieruit :
200.758 . Rutger van Merheijm.
... gehuwd met ...
... hieruit :
203.008 . Gijsbert van Bronckhorst, Heer van Reckheim , geboren waarschijnlijk in 1110, gestorven.
... gehuwd met ...
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
401.448 . Floris II (de Vette) van Holland, Graaf van Holland (1091-1122), gestorven op 2 maart 1122. [Aantekening 401448]
... -(X1) :
met ...
...
N N
... hieruit :
... gehuwd in 1108 met ...
401.449 . Geertruida van Lotharingen.
... hieruit :
401.504 . Egbert van Amstel, Heer van Amstelland (1131-1172), geboren in 1105, gestorven in 1172 (leeftijd bij overlijden: 67 jaar oud), ministriaal van de bisschop van Utrecht.
... gehuwd met ...
... hieruit :
401.512 . Herman II van Cuijck, Heer van Cuijk van Malsem , Stadsgraaf van Utrecht , geboren in 1100, gestorven in 1168 (leeftijd bij overlijden: 68 jaar oud). [Aantekening 401512]
... gehuwd met ...
401.513 . dochter van Chiny, geboren in 1100, gestorven.
... hieruit :
802.896 . Dirk V van Holland, Graaf van Holland (1061-1071, 1076-1091), geboren in 1054, gestorven op 17 juni 1091, begraven, Egmond (leeftijd bij overlijden: 37 jaar oud). [Aantekening 802896]
... gehuwd voor 26 juni 1083 met ...
802.897 . Othildis van Saxen, geboren in 1059, gestorven in 1093, Egmond (leeftijd bij overlijden: 34 jaar oud).
... hieruit :
803.008 . Wofgert van Amstel, Scgout van Amstelland (1100).
... gehuwd met ...
... hieruit :
803.024 . Hendrik I van Cuijck, Heer van Cuijk van Malsem , Burggraaf van Utrecht , geboren in 1075, gestorven op 9 augustus 1108 (leeftijd bij overlijden: 33 jaar oud). [Bron 803024]
... gehuwd in 1095 met ...
803.025 . Alveradis van Hochstaden, geboren in 1080, gestorven in 1131 (leeftijd bij overlijden: 51 jaar oud). [Bron 803025]
... hieruit :
... gehuwd met ...
... hieruit :
1.605.792 . Floris I van Holland, Graaf van Holland (1049-1061), Graaf van West Friesland , geboren na 1019, vermoord op 28 juni 1061, Nederhemert, begraven, Egmond . [Aantekening 1605792]
... gehuwd in 1050 met ...
1.605.793 . Gertrudis van Saxen, geboren in 1033, gestorven.
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Robrecht I van (de Fries) Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen , geboren in 1035, gestorven in 1093 (leeftijd bij overlijden: 58 jaar oud)
...
zoon
van Boudewijn V de Grote van Rijsel van Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen 1013-1067 en
Adela van Frankrijk, Prinses van Frankrijk 1009-1079
... hieruit :
1.606.048 . Herman van Malsen van Cuijck, Heer van Cuijk , gestorven in 1080. [Aantekening 1606048]
... gehuwd in 1065 met ...
1.606.049 . Ida van Namen van Boulogne, geboren in 1057, gestorven. [Bron 1606049]
... hieruit :
1.606.050 . Gerard I van Hochstaden, geboren in 1055, gestorven in 1137 (leeftijd bij overlijden: 82 jaar oud).
... gehuwd met ...
1.606.051 . Aleydis van Wickrath, geboren in 1065, gestorven in 1120 (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud).
... hieruit :
3.211.584 . Dirk III (Hierosolomyta) van Holland, Graaf van Holland , Graaf van Bourgondie , geboren in 981, Gent, gestorven op 27 mei 1039, begraven, Abdijkerk van Egmond (leeftijd bij overlijden: 58 jaar oud). [Aantekening 3211584]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Othilda van Saxen
... hieruit :
... gehuwd voor 1019 met ...
3.211.585 . Othilde von de Nordmark, geboren in 933, gestorven op 31 maart 1044, Quedlinburg (leeftijd bij overlijden: 111 jaar oud). [Bron 3211585]
... hieruit :
3.212.098 . Eustache II van Boulogne, Graaf van Boulogne , geboren in 1030, gestorven in 1080 (leeftijd bij overlijden: 50 jaar oud). [Aantekening 3212098]
... -(X1) :
gehuwd in 1050 met ...
...
Godfigu van Engeland, gestorven in 1057 [Bron 3212098x1]
...
... gehuwd met ...
3.212.099 . Ida van Neder- Lotharingen, geboren in 1035, gestorven op 13 augustus 1113 (leeftijd bij overlijden: 78 jaar oud). [Bron 3212099]
... hieruit :
6.423.168 . Arnulf I (van Gent) van Gandensis Holland, Graaf van Holland (circa 951-circa 988), Graaf van West Friesland , geboren in 951, Gent, gesneuveld op 18 september 993, a.d.mond van de Maas (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud). [Aantekening 6423168]
... gehuwd in 980 met ...
6.423.169 . Liutgards van Luxemburg, gestorven na 13 mei 1005. [Aantekening 6423169]
... hieruit :
6.424.196 . Eustache I van Boulogne, Graaf van Boulogne , geboren in 1010, gestorven in 1049 (leeftijd bij overlijden: 39 jaar oud). [Bron 6424196]
... -(X2) :
gehuwd in 987 met ...
...
Ermengard van Lotharingen, gestorven in 1049
...
dochter van Karel van Lotharingen, Koning van Frankrijk 953-992 en
Adelheid N
... hieruit :
... gehuwd in 1030 met ...
6.424.197 . Mathilde van Leuven, geboren in 1005, gestorven. [Bron 6424197]
... hieruit :
6.424.198 . Godfried II van Lotharingen.
... gehuwd met ...
... hieruit :
12.846.336 . Dirk II van Holland, Graaf van Holland , Graaf van West Friesland , geboren in 932, gestorven op 6 mei 988 (leeftijd bij overlijden: 56 jaar oud). [Aantekening 12846336]
... gehuwd met ...
12.846.337 . Hildegard van Vlaanderen, Gravin van Vlaanderin , geboren circa 936, gestorven tussen 975 en 980, begraven, Egmond onder één steen met graaf Dirk III .
... hieruit :
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Raoul I van Cambrai
... hieruit :
12.846.338 . Siegrfried van Verdun, Graaf van Luxemburg.
... gehuwd met ...
12.846.339 . Hadewich van Lotharingen.
... hieruit :
12.848.394 . Lambert I van Leuven, Graaf van Leuven , gesneuveld op 12 september 1015, Florennes, begraven in september 1015, Nijvels . [Bron 12848394]
... gehuwd met ...
12.848.395 . Gerberga van Neder Lotharingen, geboren in 971, gestorven in 1008, Nijvels, begraven, Nijvels, St Getrudis (leeftijd bij overlijden: 37 jaar oud). [Bron 12848395]
... hieruit :
25.692.672 . Dirk I van Holland.
... gehuwd met ...
25.692.673 . Gerberga van Hamalant.
... hieruit :
25.692.674 . Arnulf I de Grote van Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen , geboren in 885, gestorven op 27 maart 965, begraven, Gent (leeftijd bij overlijden: 80 jaar oud). [Aantekening 25692674]
... gehuwd met ...
25.692.675 . Aleidia van Vermandois, geboren in 910, gestorven op 10 oktober 958, Brugge, begraven, Gent (leeftijd bij overlijden: 48 jaar oud). [Aantekening 25692675]
... hieruit :
25.696.788 . Reinier III van (Langhals) Henegouwen, Graaf van Henegouwen , gestorven in 973. [Bron 25696788]
... gehuwd met ...
25.696.789 . Adela van Leuven. [Bron 25696789]
... hieruit :
25.696.790 . Karel van West- Franrijk, Koning van West Francië , Hertog van Neder-Lotharingen , Konoing van Lotharingen .
... gehuwd met ...
25.696.791 . Agnes van Vermandois.
... hieruit :
51.385.348 . Boudewijn II (de Kale) van Vlaanderen, Graaf van Vlaanderen , Graaf van Boulogne , geboren in 863, gestorven op 10 september 918 (leeftijd bij overlijden: 55 jaar oud). [Aantekening 51385348]
... gehuwd met ...
51.385.349 . Aelfthryth van Wessex, Prinses van Wessex , Gravin van Vlaanderen , geboren in 872, gestorven in 929 (leeftijd bij overlijden: 57 jaar oud). [Bron 51385349]
... hieruit :
51.393.576 . Reinier II va Henegouwen, Graaf van Henegouwen , geboren in 880, gestorven tussen 932 en 940. [Aantekening 51393576]
... verbonden met ...
51.393.577 . ? ?.
... hieruit :
102.770.696 . Boudewijn I met de IJzeren arm van Vlaanderen, Graaf met Vlaanderen , geboren in 837, gestorven op 2 januari 879, Arras (fr) (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud). [Aantekening 102770696]
... gehuwd op 13 december 862, Auxerre, met ...
102.770.697 . Judith van West France Martel, Prinses van Francië , Queen of England , geboren in oktober 844, gestorven na 870. [Aantekening 102770697]
... hieruit :
... -(X1) :
gehuwd, Verberie, met ...
...
Aethelwulf 2nd King of England
...
... -(X2) :
gehuwd in 858 met ...
...
Aethelbald Koning van Wessex
...
102.770.698 . Alfred I de Grote van Wessex, Koning van Engeland .
... gehuwd met ...
102.770.699 . Elswitha van Gainsborough.
... hieruit :
102.787.152 . Lodewijk II Koning van (de Stamelaar) Frankrijk, Koning van Frankrijk , Graaf van Meaux , geboren op 1 november 846, Compiègne, gestorven tussen op 10 april 879 en 916, Compiegne, Missus Dominicus.
... -(X1) :
gehuwd op 1 maart 862 met ...
...
Armgardis van Bourgondië
...
... gehuwd in 875 met ...
102.787.153 . Adelheid van Parijs, geboren in 853, Laon, gestorven.
... hieruit :
205.541.394 . Karel II (de Kale) Keizer en Koning van Karloman, Graaf van Maasgouw en Darnau , Koning van Westfrankrijk , Rooms Keizer (875), Koning van de Provence , Koning van Italie , geboren op 13 juni 823, Frankfurt am Main, gestorven op 6 oktober 877, Avrieux (leeftijd bij overlijden: 54 jaar oud). [Aantekening 205541394]
... -(X2) :
gehuwd op 12 oktober 869, Aix la Chapelle, met ...
...
Richildis van Metz
...
... gehuwd op 13 december 842, Quierzy, met ...
205.541.395 . Irmingard van Orleans, Koningin van West Francië , geboren op 27 september 830, Saint Denis, gestorven op 6 oktober 869 (leeftijd bij overlijden: 39 jaar oud). [Bron 205541395]
... hieruit :
411.082.788 . Lodewijk I de Vrome Keizer Karloman, Frankische Koning van Aquitaine , Romeins Keizer der Franken (814-834), Hertog van Beieren (814-829), geboren in augustus 778, Chasseneuil bij Poiters (fr), gestorven op 20 juni 840, Ingelheim, Du deritsland, begraven, Saint Arnould (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud). [Aantekening 411082788]
... -(X1) :
gehuwd in 794 met ...
...
Irmingard van Haspengouw, geboren in 757, Thionville, gestorven op 3 oktober 818 (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud)
...
dochter van Ingramvan Haspengouw en
? ?
... hieruit :
... gehuwd in februari 819, Aken, met ...
411.082.789 . Judith Welf von Altdorf, Prinses van Beieren , geboren in 800, gestorven op 19 april 843, Tours, begraven, Sient Martin Tours (leeftijd bij overlijden: 43 jaar oud). [Bron 411082789]
... hieruit :
411.082.790 . Lotharius I keizer Karloman, Romeins Keizer (juni 817), Koning der Franken en Lombarden , geboren in 795, Auitanie, gestorven op 29 september 855, Adij te Prüm, begraven in 855, Prüm (leeftijd bij overlijden: 60 jaar oud). [Aantekening 411082790]
... gehuwd op 15 november 821, Diedenhofen, met ...
411.082.791 . Irmingard van Elzas, gestorven op 20 maart 851. [Aantekening 411082791]
... hieruit :
822.165.576 . Karel I de Charlemagne Grote, Keizer van Roomse Rijk (Westen) (25 december 800-814), Koning van Lombardije (768-814), Koning van Franken (768-814), geboren op 2 april 742, Ingelheim, Duitsland, gestorven op 28 januari 841, Aken (GErmany), begraven in 841, Aken, Cathedral (leeftijd bij overlijden: 98 jaar oud). [Aantekening 822165576]
... -(X1) :
gehuwd met ...
...
Himiltrude ?
... hieruit :
... -(X2) :
gehuwd met ...
...
Desiderata van Lombardije, geboren in 755, Lombardije, gestorven in 758 (leeftijd bij overlijden: 3 jaar oud)
...
... -(X4) :
gehuwd na 783 met ...
...
Fastrade van Franconie, gestorven in 794
... hieruit :
... -(X5) :
gehuwd na 794 met ...
...
Luitgarde van Alemanië, gestorven,
begraven in 800
...
... -(X6) :
verbonden met ...
...
Sigrada ?
... hieruit :
... -(X7) :
verbonden met ...
...
Reginopycrha ?, geboren in 770, gestorven
... hieruit :
... -(X8) :
verbonden met ...
...
Adelinde ?
... hieruit :
... -(X9) :
verbonden met ...
...
Madelgardis ?
... hieruit :
... gehuwd met ...
822.165.577 . Hildegard van Vintzgouw, geboren in 758, gestorven op 30 april 783, begraven in april 183, Saint Arnould (leeftijd bij overlijden: 25 jaar oud). [Bron 822165577]
... hieruit :
822.165.581 . Irmingard van Haspengouw, geboren in 757, Thionville, gestorven op 3 oktober 818 (leeftijd bij overlijden: 61 jaar oud).
... hieruit :
822.165.582 . Hugo van Tours, Graaf van de Elzas .
... gehuwd met ...
822.165.583 . Ava ?.
... hieruit :
1.644.331.152 . Pepijn III (de Korte) 8ste van Koning van Franken, Major Domus , Koning 8st van Franken , 1ste Koning van de Fransen (van het 2e ras) , geboren in 715, gestorven in 768 (leeftijd bij overlijden: 53 jaar oud).
... gehuwd met ...
1.644.331.153 . Bertha II van Laon, geboren in 720, gestorven in 783 (leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud).
... hieruit :
1.644.331.154 . Gerold I van Vintzgouw, Graaf van Vintzgouw .
... gehuwd met ...
1.644.331.155 . Imma der Alemannen.
... hieruit :
1.644.331.162 . Ingramvan Haspengouw.
... gehuwd met ...
1.644.331.163 . ? ?.
... hieruit :
3.288.662.304 . Karel (de hamer) Martel, Hertog van Franken , Major Domus , geboren in 688, gestorven op 22 oktober 741, Quierzy (leeftijd bij overlijden: 53 jaar oud). [Aantekening 3288662304]
... gehuwd met ...
3.288.662.305 . Rotrude van Trier Alemania, geboren in 690, gestorven in 724 (leeftijd bij overlijden: 34 jaar oud).
... hieruit :
3.288.662.306 . Charibert Hardrad, geboren in 690, gestorven in 747 (leeftijd bij overlijden: 57 jaar oud).
... gehuwd met ...
3.288.662.307 . Bertrada van Laon, geboren in 695, gestorven in 737 (leeftijd bij overlijden: 42 jaar oud).
... hieruit :
6.577.324.608 . Pepijn II (de vette) van Herstal, Major Domus , Hertog van Neistria en Austrasia , geboren in 635, gestorven in 714 (leeftijd bij overlijden: 79 jaar oud).
... gehuwd met ...
6.577.324.609 . Plectrudis van Landen, geboren in 613, gestorven in 694 (leeftijd bij overlijden: 81 jaar oud).
... hieruit :
13.154.649.216 . Ansegisel d' Austrasie, Major Domus van Austrasie , HErtog van Angesia , geboren in 602, gestorven in 662 (leeftijd bij overlijden: 60 jaar oud).
... gehuwd met ...
13.154.649.217 . Sint Begga, geboren in 620, gestorven op 27 december 693, Andeene (leeftijd bij overlijden: 73 jaar oud).
... hieruit :
26.309.298.432 . Arnold des (Sanit Arnulf) Frans Ripuaires, alias Sint Arnold van Heristal, Bisschop van Metz , geboren in 582, gestorven in 641 (leeftijd bij overlijden: 59 jaar oud).
... gehuwd met ...
26.309.298.433 . Doda van Metz, geboren in 583, gestorven in 612 (leeftijd bij overlijden: 29 jaar oud).
... hieruit :
26.309.298.434 . Arnoldus van de Schelde, Bisschop van Metz , Margrave van Schelde , MArgraven de Moselle , gestorven in 601.
... gehuwd met ...
26.309.298.435 . Doda van Savoy, geboren in 562, gestorven in 611 (leeftijd bij overlijden: 49 jaar oud).
... hieruit :
52.618.596.868 . Ansbertus Ferreolus van de Schelde.
... gehuwd met ...
52.618.596.869 . Dode des Francs Ripuaires.
... hieruit :
105.237.193.736 . Tonantius (Vis Clsisimus) Ferreolus, geboren in 462, gestorven in 525 (leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud).
... gehuwd met ...
105.237.193.737 . ? Clodoreius.
... hieruit :
210.474.387.472 . Tonantius I Ferreolus.
... gehuwd met ...
210.474.387.473 . Papinilla van Rome, gestorven in 463.
... hieruit :
420.948.774.946 . MArcus Maecilius (Eparchius) Aviatus, Keizer van Rome .
... gehuwd met ...
... hieruit :
841.897.549.892 . Julius Agricola, Prefect van Gallie .
... gehuwd met ...
841.897.549.893 . Magna Major Decima Rustique.
... hieruit :
1.683.795.099.786 . Constantius III Keizer van de West, Keizer van Romeins rijk .
... gehuwd met ...
1.683.795.099.787 . Ivoire verch Lancelot, geboren in 375, gestorven.
... hieruit :
3.367.590.199.572 . Flavius Julies Constantius II Constantinus, Keizer van Romeins rijk , gestorven in 361.
... gehuwd met ...
3.367.590.199.573 . ? Eusebia.
... hieruit :
6.735.180.399.144 . Constantijn I de Grote keizer van het Romeinse rijk van Rome, alias Flavius Valerius Aurelius Constantinus, Keizer van her Romeinse Rijk , geboren op 27 februari 272, Naissus, gestorven op 22 mei 337, Ancyrona (leeftijd bij overlijden: 65 jaar oud). [Aantekening 6735180399144]
... gehuwd met ...
6.735.180.399.145 . Flavia Maxima Fausta, geboren in 326, gestorven.
... hieruit :
13.470.360.798.288 . Gaius Flavius Valerius (Chlorus) Constantinus, alias Gaius Flavius Valerius Constantius, Keizer van het Romeinse Rijk , geboren op 31 maart 242, Dardania (Servie), gestorven op 25 juli 306, Eboracum, Brittania (York) (leeftijd bij overlijden: 64 jaar oud).
... gehuwd met ...
13.470.360.798.289 . Flavia Julia Helena van Constantinopel, geboren in 248, gestorven in 329 (leeftijd bij overlijden: 81 jaar oud). [Aantekening 13470360798289]
... hieruit :
26.940.721.596.576 . Eutropius van Dardania, geboren in 220, gestorven.
... gehuwd met ...
26.940.721.596.577 . Clasudia ?.
... hieruit :
53.881.443.193.152 . Titus Flavius.
... gehuwd met ...
... hieruit :
107.762.886.386.304 . Publius Flavius Sabinus.
... gehuwd met ...
... hieruit :
215.525.772.772.608 . Titus Flavius Sabinus.
... gehuwd met ...
... hieruit :
TOE BOECOP, EEN OOK MET KAMPEN VERBONDEN GESLACHT
K.Schilder
De Toe Boecops, die zich later Van Boecop zijn gaan noemen, behoorden tot de
Nederlandse adel en droegen de titel baron of barones.
Ook de nog als enige van zijn geslacht levende Arent van Boecop draagt deze titel, die hoewel hij pas officieel werd bij de erkenning van het adeldom der Van Boecops in de jaren 1822 en 1824, al in het begin van de 18e eeuw door hen werd gebruikt.
In 17e-eeuwse en eind-16e eeuwse bronnen duidt men hen aan als jonkers en joffers, daarvoor werden in de regel voor leden van de Iage adel geen titels gebruikt, hoewel dat per streek kan verschillen.
Aan de adellijke
afstamming van de familie behoeft niet te worden getwijfeld; leden van de oudste
generaties hebben in Gelderland functies bekleed die slechts aan dienstmannen van de
hertogen werden gegeven. Ook zien wij enkelen van volgende generaties als leden van de
Ridderschap van Gelderland.
Als de Toe Boecops niet trouw gebleven waren aan het
katholieke geloof, waren zij in de eeuwen na de reformatie misschien wel in de Ridder-
schap van Overijssel geadmitteerd, want aan drie van de vier daartoe vereiste voor-
waarden voldeden zij, namelijk het bezit van adeldom, een edelmanswoning en een
bepaalde welstand
Evert v. Tw. was als ouderling te Nijkerk vanwege de Harderwijker classis op de Arnh. synode v. 29 Sept.—4 Oct. 1652 tegenwoordig.
- 12-2-1667: Item eodem die Assuerus Tolliken maritus van Alheidis van Twiller solvit 4 florenos Rhenensis ratione Everardi Twiller .\. 13-4-0 ([STAMA 441] (1667)).
1655 3. Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij EVERT VAN TWILLER solvit het versterff van MELIS VAN TWILLER met 13-4-0.
DE VELUWSCHE FAMILIE TULLEKEN EX HARE AANVERWANTEN
Margaretha van Twiller ^ (Twijler) , dr v. Amelis (in 1608 dijkgraaf van Appelreveld , in 1629,36,51,52 vermeld als beheerder der kerkegoederen te Nijkerk
Amelis/Melis Wolters van Twiller, dijkgraaf v. Appelreveld 1629, 1636, 1651 en 1652, overl. v28-1-1655, otr. Nijkerk (attest. naar Arnhem) 25-01-1607 Teunisken Everts Potten.
- 1620: Amelis van Twiller voert proces tegen Claes Feijdt namens Herman van Wenckum over Slangengoed, dat horig is aan de abdij van Elten (Deze acte is als bijlage I afgedrukt in [BMG] 286 (1954). Dit stuk bevindt zich als bijlage in een proces, dat voor het Hof gevoerd is tussen Amelis van Twiller en Claes Feydt q.q., namens Herman van Wenckum. Het Slangengoed is horig aan de abdij van Elten [GA CPH] inv. nr. 5082, 1620, nr. 32). Deze stukken, samen met een monsterrol van Nijkerk uit 1497/98, werden overgelegd om te bewijzen dat vroeger Wouter Peelen bezitter was van de saaiweer Slangengoed. Deze boerderij was ten tijde van het proces reeds verdwenen, men vond er in het land, de Polcamp genaamd, echter nog wel puin, scherven, moppen en een fundament van een muur).
- 20-7-1622: Proces voor het Hof gevoerd tussen Amelis van Twiller, bezitter van van dardehalf mergen, waarop Slangengoed heeft gestaan, en C. Feydt q.q. Met stukken, benevens een monsterrol van Nijkerk uit 1497/98, zijn overgelegd om te bewijzen dat vroeger Wouter Peelen bezitter was van de saaiweer Slangengoed. Deze boerderij, gelegen nabij de Wiel benoorden de Nekkeveldse weg, was ten tijde van het proces reeds verdwenen, men vond er in het land, de Polcamp genaamd, echter nog wel puin, scherven, moppen en een fundament van een muur ([GA CPH] inv. nr. 5088, 1622, nr. 19) (zie ook: [Dooren]).
Het bezit Slangengoed van Amelis en zijn zoon Evert waardeloos...
- 20-12-1649: In proces tussen Amelis van Twiller tegen R. van Vanevelt is dit goed nogmaals het twistpunt [GA CPH] inv. nr. 5265, 1649, nr. 80).
- 28-1-1655: Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij Evert van Twiller solvit het versterff van Melis van Twiller met 13-4-0 [abtsgoed groot Bockhorst in Diermen te Putten]. ([STAMA 441] (1655)).
1655 3. bezitter van Groot Boeckhorst
Van het Groote Boeckhorst.
28 Januarij EVERT VAN TWILLER solvit het versterff van MELIS VAN TWILLER met 13-4-0.
12-2-1667 Alheida van Twiller investita, successit patri ([GA AKP] inv. nr. 326).
0 Mechtelt Veheren, weduwe van zal. burgemeester Johan de Vaecht, voor haar zelf en zich mede sterk makende voor haar kinderen constituit haar schoonzoon Pouwel Bitter, ambtman, om van harentwege te cederen en op te dragen aan Amelis van Twijler en Anthonia Poitouws, zijn huisvrouw, de gerechte heflt van zekere 2 verscheide kampen langs, groot in het geheel 7 morgen of daaromtrent, gelegen in de ambte van Nijkerk in de Mehen tho Arck, dewelke door Gerrit Meliss gebruikt worden, en zulks voor een vrij allodiaal erf en goed [enz.], volgende de koopvoorwaarden, op 11-03-1608 daarvan gemaakt en opgericht [enz.];
Tulleken boek vermeld dat melis zegelt
Het zegel van Amelis v.
Twiller (Zwiller) hangt nog aan een huwlijksacte van Jan. 1627, aan-
wezig in het archief v. h. Groote Gasthuis te Deventer (Cat. d.Arch.,
n°. 1454).
Deventer gemeentearchief 1454 Johan van Vanevelt en Amelis van Twiller, Huwelijkslieden van Mr. Jacob Pietersen van Lennick, Organist te Harderwijk, met zijn zoon Peter Jabobs v. L., Organist in Nijekerk, bruidegom, en Goesen van Curler en Jelis Loechsz, Huwelijkslieden van Beertien Coerten wed. Gijsbert Albertsen, met hare eenige dochter Gerritgen Gijsberts, bruid, maken de huwelijksche voorwaarden van dien echt op. Op perkament. Met de zegels en handteekeningen der 4 huwelijkslieden. Het stuk is zeer verbleekt en onduidelijk., 1627, Jan 19 (?) 0767 Groote (vroeger Heilige Geesten-) en Voorster gasthuis te Deventer
VVG odeeby
8-1-1655 Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij Evert van Twiller solvit het versterff van Melis van Twiller met 13-4-0. ([STAMA 441] (1655)). 12-2-1667 Alheida van Twiller investita, successit patri ([GA AKP] inv. nr. 326).
Evert v. Tw. was als ouderling te Nijkerk vanwege de Harderwijker classis op de Arnh. synode v. 29 Sept.—4 Oct. 1652 tegenwoordig.
- 12-2-1667: Item eodem die Assuerus Tolliken maritus van Alheidis van Twiller solvit 4 florenos Rhenensis ratione Everardi Twiller .\. 13-4-0 ([STAMA 441] (1667)).
1655 3. Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij EVERT VAN TWILLER solvit het versterff van MELIS VAN TWILLER met 13-4-0.
5049 Nederlands Hervormde Kerk te Harderwijk, (1441) 1592 - 1978
Inventaris
2. Diaconie
2.2. Stukken betreffende bijzondere onderwerpen
2.2.3. Bezittingen en financiën
2.2.3.2. Financiën, schenkingen, legaten enz
148a Resolutie der stad Harderwijk houdende collatie van schenking van 200 Car.gld. uit de nalatenschap van Sophia van Twiller, weduwe van Johan Schassert door haar schoonzoon Rutger Focanus; extract, 1697.
Herengoederen Groot Vickersgoet. 05-07-1671 Sophia van Twiller, weduwe van Jan Schrassert, oprukking na transport door Hendrick Wolters Elspeet en Derck Jansen Maeijen, als mombers van de on- mondige kinderen van Aelt Hermans en Aelt van Hoolwerff, vanwege Metien Aelts.
Lid van het St. Jorisgilde te Harderwijk 1650, bij zijn huwlijk luitenant.
08-10-1678 Sophia van Twiller, weduwe van burgemeester Johan Schrassert, oprukking (18-02-1685, 08-01-1690, 13-11-1697).
(hier volgt alleen no. 8a) Afgespleten uit no. 7 (ws) no.8a Ses schepels, also tseleve in den schependom der stadt Arnhem gelegen is int block, genuempt de Geylhoorn, oostwerts S. Peters gedeelte van den Mussenberch, zuydwerts Kempinck off die abdisse van Elten, westwerts den deventer wech, noortwerts het clooster van St. Agnieten.
Johan Tulleken, dijkmeester, na opdracht door Johan Morlett, burgemeester van Calcar, 1656 November 12/22. N.B. Zie omschrijving aan den kop. De transportant was beleend 28 Mei 1631.
Idem en zijn vrouw Margrieta van Twiller laten de acte van onderlingen lijftocht van 10/20 Februari l.l. goedkeuren, 1663 April 6/16. Arnold Tulleken, med. dr. , na doode zijns vaders Johan, 1675 Juli 1/11. Johanna Elisabeth Tulleken na doode haars vaders dr. Arnold; haar man dr. Antony Gaymans, stadssecretaris van Arnhem, is hulder, 1696 Januari 20/30. Derck Tulleken, jur. dr. , burgemeester van Arnhem, na doode zijne zuster Johanna Elisabeth, 1725 September 12.
Idem vernieuwt den eed, 1733 October 12.
Idem vernieuwt opnieuw den eed, 1742 April 21. Willem Gijsberts Gaimans als leenvolger van dr. Derck Tulleken, zijn oom van moederszijde, 1748 Juli 13. Mr. Johan Gaymans, burgemeester van Arnhem, als leenvolger van zijn oom Wilhem Gijsbert, 1750 Maart 25.
Idem vernieuwt den eed, 1788 Maart 25.
(hier volgt alleen no. 8a)
Afgespleten uit no. 7 (ws) no.8a
Ses schepels, also tseleve in den schependom der stadt Arnhem gelegen is int block, genuempt de Geylhoorn, oostwerts S. Peters gedeelte van den Mussenberch, zuydwerts Kempinck off die abdisse van Elten, westwerts den deventer wech, noortwerts het clooster van St. Agnieten.
N.B. het leen omvat 'ses chepel geseys'.
N.B. het leen omvat 'ses molder drie schepel geseys'(?)
Johan Tulleken, dijkmeester, na opdracht door Johan Morlett, burgemeester van Calcar, 1656 November 12/22.
N.B. Zie omschrijving aan den kop. De transportant was beleend 28 Mei 1631.
Idem en zijn vrouw Margrieta van Twiller laten de acte van onderlingen lijftocht van 10/20 Februari l.l. goedkeuren, 1663 April 6/16.
Arnold Tulleken, med. dr. , na doode zijns vaders Johan, 1675 Juli 1/11.
Johanna Elisabeth Tulleken na doode haars vaders dr. Arnold; haar man dr. Antony Gaymans, stadssecretaris van Arnhem, is hulder, 1696 Januari 20/30.
Derck Tulleken, jur. dr. , burgemeester van Arnhem, na doode zijne zuster Johanna Elisabeth, 1725 September 12.
Idem vernieuwt den eed, 1733 October 12.
Idem vernieuwt opnieuw den eed, 1742 April 21.
Willem Gijsberts Gaimans als leenvolger van dr. Derck Tulleken, zijn oom van moederszijde, 1748 Juli 13.
Mr. Johan Gaymans, burgemeester van Arnhem, als leenvolger van zijn oom Wilhem Gijsbert, 1750 Maart 25.
Idem vernieuwt den eed, 1788 Maart 25.
Woonde te Putten op het Bollegoed, lijftochte zijn vrouw in 1603
DNL 1943 95
Uit dit huwelijk:
le. Elisabeth. van Arler, ged. Putten 24 Nov. 1602; ondertr.
Nijkerk 5 Maart 1641 Wolter van Twiller, zn. van Gysbert Woltersz.
2e. Margrieta van Arler, ged. Putten 26Nov. 1606; ondertr.
Nijkerk 18 April 1641 Everhard van Twiller, zn. van
Amelis Woltersz.
3e. Derck van Arler, ged. Putten 19 Aug. 1610, leeft nog Putten 20 Oct. 1636).
Batinge 702 Verklaring van Henr. Otters, dat hij het testament schreef voor Bia van Arler weduwe van Augustijn Pannekoeck te Nijkerk op Vetcamp en meent, dat zij niet uit geloofshaat hare vrienden onterfde, doch uit bizondere genegenheid hare schoondochter bevoordeelde. 11 Nov. Datering 1677 NB Het stuk is gemerkt en geliasseerd geweest. Het huis c.a. te Nijkerk op Vetcamp kwam van Bia van Arler, weduwe van Augustijn Pannekoeck, op Catharina Moey en haren man Lodewijck van Lommersum; - daarna aan Elisabeth van Arler (Bia's zuster) weduwe van Twiller; - en van deze (in 1701) aan hare dochter Aleida van Twiller gehuwd met Johan van Cockengen. Is wellicht dit huis (als andere goederen der Cockengen's) later overgegaan van Antonia van Cockengen op Clara de Bie weduwe Mackay en door de curators der vacante goederen van wijlen Gabriel Mackay overgedragen aan het St. Pieters-gasthuis te Arnhem, waarvan nog een stuk (zie nr. 695) afkomstig kan zijn? Omvang 1 stuk Vindplaats Drents Archief
- 1645: Acte, waarbij Elisabeth van Arler, weduwe van Wouter van Twiller en haar dochter Aeltgen 2 stukken land in de vrijheid overdragen aan Gerharda van Twiller, weduwe Van Nulde, aan wie het land bij huwelijks voorwaarden was toebedeeld ([GA Terschuur] inv. nr. 147).
Inventarisnummer 436-27 Datum 1670-10-02 Omschrijving I: 1) erf en goed gelegen te Hierden genaamd Grevenhof thans (1632) gebruikt door pachter Reijer Cornelissen [later genoemd Overkamp in de vrijheid van Harderwijck, welverstaande dat de landen van Heijman Broeck hier niet onder begrepen zijn] 2) twee erfelijke thienshoenderen uit een goed te Hulshorst thans (1632) behorende aan moeije Jan 3) stuk land genaamd Heltjens Camp [later genoemd Heijltjenscamp] 4) het achtste part van twee stukken land mede in de vrijheid van Harderwijk gelegen (gemeen met haar oom Aelbert Voeth en hare moeije] II: de grote en de kleine hoef leenroerig aan de "Lantvorstelijcke hoofheijt des vorstendoms Gelder en de Graafschaps Sutphen, gelegen in den ampte van Putten" III: bezit "leenroerigh aan den huijse Oijen gelegen in den ampte van Putten" Opmerkingen Betreft huwelijkse voorwaarden tussen Wouter van Twiller en Lijsbeth van Arlen en de (eerdere) huwelijkse voorwaarden tussen Henrick van Nuld en Gerarda van Twiller, de zuster van Wouter Twiller In deze akte genoemde personen: Wulfert van Hennckelaer en Rijckert van Twiller (huwelijkslieden van Henrick van Nuld a.s. bruidegom), Amelis van Twiller en Gerrit Aeltsen, burgemeester van Elburg (huwelijkslieden namens Gijsbert van Twiller en zijn vrouw Aeltje Voets voor hun dochter Gerarda van Twiller aanstaande bruid)
uit VVG genealogie fragmenten
- 2-10-1670: Huwelijkse voorwaarden tussen Wouter van Twiller en Lijsbeth van Arler (en eerdere huwelijksvoorwaarden tussen Henrick van Nuld en Gerarda van Twiller. Wulfert van Hennckelaer en Rijckert van Twiller zijn huwelijkslieden van Henrick van Nuld a.s. bruidegom, Amelis van Twiller en Gerrit Aeltsen, burgemeester van Elburg zijn huwelijkslieden namens Gijsbert van Twiller en zijn vrouw Aeltje Voets voor hun dochter Gerarda van Twiller aanstaande bruid. Het betreft:
I:
1) erf en goed gelegen te Hierden genaamd Grevenhof thans (1632) gebruikt door pachter Reijer Cornelissen [later genoemd Overkamp in de vrijheid van Harderwijck, welverstaande dat de landen van Heijman Broeck hier niet onder begrepen zijn]
2) twee erfelijke thienshoenderen uit een goed te Hulshorst thans (1632) behorende aan moeije Jan
3) stuk land genaamd Heltjens Camp [later genoemd Heijltjenscamp]
4) het achtste part van twee stukken land mede in de vrijheid van Harderwijk gelegen (gemeen met haar oom Aelbert Voeth en hare moeije]
II:
de grote en de kleine hoef leenroerig aan de “Lantvorstelijcke hoofheijt des vorstendoms Gelder en de Graafschaps Sutphen, gelegen in den ampte van Putten”
III:
bezit “leenroerigh aan den huijse Oijen gelegen in den ampte van Putten” ([AE] Transportregisters in het oud rechterlijk archief Amersfoort, nr. 436-27).
- 10-9-1679: De geregte helffte van den Smallen tient in den Ampt Putten en Nijkerk gelegen, in Dijremen, Hell, Holck en Sligtenhorst etc., waar aan d´Erffgen: van Zalr: Johan Willemsen een vierde part en de Erffgen: van Zalr. Burgemr Nijvelt, sampt Elisabeth van Arler wed: Twijllers voor het ander part aangecoft sijn met allen aankleven regt en geregtigheijt van dien, neffens een mergen Mehenlandt in Putten aan de Blijnde Steegh geleegen, toebehorende Arent van Corler en Jannichien Peters Eluijden.
Ao 1679 Den 10. Sept: beswaart met twee hondert gul: ten behoeve van Jacob van Westervelt en sijnen Erven, Geregistr: den 12 sept: 1679 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Diermen, fol. 9 2de maal).
Batinge 702 Verklaring van Henr. Otters, dat hij het testament schreef voor Bia van Arler weduwe van Augustijn Pannekoeck te Nijkerk op Vetcamp en meent, dat zij niet uit geloofshaat hare vrienden onterfde, doch uit bizondere genegenheid hare schoondochter bevoordeelde. 11 Nov. Datering 1677 NB Het stuk is gemerkt "C" en geliasseerd geweest. Het huis c.a. te Nijkerk op Vetcamp kwam van Bia van Arler, weduwe van Augustijn Pannekoeck, op Catharina Moey en haren man Lodewijck van Lommersum; - daarna aan Elisabeth van Arler (Bia's zuster) weduwe van Twiller; - en van deze (in 1701) aan hare dochter Aleida van Twiller gehuwd met Johan van Cockengen. Is wellicht dit huis (als andere goederen der Cockengen's) later overgegaan van Antonia van Cockengen op Clara de Bie weduwe Mackay en door de curators der vacante goederen van wijlen Gabriel Mackay overgedragen aan het St. Pieters-gasthuis te Arnhem, waarvan nog een stuk (zie nr. 695) afkomstig kan zijn? Omvang 1 stuk Vindplaats Drents Archief
Evert v. Tw. was als ouderling te Nijkerk vanwege de Harderwijker classis op de Arnh. synode v. 29 Sept.—4 Oct. 1652 tegenwoordig.
- 12-2-1667: Item eodem die Assuerus Tolliken maritus van Alheidis van Twiller solvit 4 florenos Rhenensis ratione Everardi Twiller .\. 13-4-0 ([STAMA 441] (1667)).
1655 3. Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij EVERT VAN TWILLER solvit het versterff van MELIS VAN TWILLER met 13-4-0.
Was van voor 1568 tot 1583 leen/eigenaar van Groot Willaer in Scherpenzeel (WvT brief S.Laansma 1975)
Gelders Archief ambt Scherpenzeel, toeg 0434 Huis ter Schuur inventaris 195
Acte, waarbij Wilhelm van Scherpenzeel Wolter Giisberts zoon van Gijsbert Woltersen, beleent met een rente van 5 Carolusgulden uit Groot Twiller, 1568. Met in dorso een latere acte van belening, 1583
Ook vermeld in Leenboek Scherpenzeel
30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol.51v
Hendrik was zijn oom van moederszijde
7-5-1585: Reiner van Vaneveld voor Wouter Gijsbertsz., onmondig, zoals Gijsbert Woutersz.,
diens vader, 141 fol. 55-56.
Reiner was ook een oom van Mmoederszijde
4-3-1598: Hulde van Wouter Gijsbertsz., 141 fol. 57
hvt Willem van Scherpenzeel 1520-1570
NED LEEUW 1949.
Hij was een zoon van Gijsbert Wolters, en Elisabeth Scholten van Vanevelt (zie Ned. Leeuw LX1 (1943) kol. 123). De Van Twiller’s voerden hetzelfde wapen als de Van By(a)ler's, t.w. zes lelies (3, 2 en 1), maar de bewering van Beernink (a.w. blz. 145), dat zij (dus?) tot een jongeren tak van laatstgenoemd geslacht. behoord hebben, is volkomen onbewezen.
Ned Leeuw 1940 kol334 note 136 Wolter Gijsberts en Alijdt van Wenckum Ryckertsdr uit welks huwelijk drie zonen, Gijbert, Amelis en Rykert, die den naam van Twiller aannamen, vermoedelijk ontleend aan het goed (Groot) Twyller onder Scherpenzeel.
34. Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren.
Was van 1583 tot 1619 bezitter van Kleijn-Twillaer in Scherpenzeel (WvT/ brief S.Laansma)
Hij naam het leen over van zijn vader die het van voor 1568 in bezit had.
Uit Transcriptie Jan Tijssen van Ginckel
In 1619 wordt Gerrit Rutgersz beleend door opdracht van Gijsbert Woltersz van Twiller met Cleijn Twiller, anders genoemd de Weerthoff (Leenboek Huis Scherpenzeel 141, fol. 134vo
En via zijn vrouw, van het goed Gerwerdingn in Huinen
– 4-5-1642: Bonum Gerwerdingen in Huinen. 4 Maij obijt Neoclesiae Relicta Gysbert van Twiller Aeltgen Voeth besitterse in haer leven van het goett Gerwerdingen cormeda per filiam Gerhardam van Twiller redempta est met 60 Kar. gld. pro familia 2-10-0 ten overstaen van Melis van Twiller et Mauritz van Arler ([STAMA 441] (1642)).
1.19. Het geslacht Van Twiller
67 Acte van huwelijksvoorwaarden tussen Gijsbert van Twiller en Aeltgen Voet
Datering: 1615, in tweevoud
Gijsbert van Twillert als gevolm. van zijn bestemoeder Margaretha Brincks weduwe van zall.Harman Brincks in dato 11 mei 1599 verkoopt aan Harmen van Wenkum en Janneke Brinck echtel. hun alinge halve huis aan de Beekstrate tussen Hessel van Duurvoorden en Gerrit Jansen doorgaande mits daarop te blijven 10 stuivers des jaars aan het Bagijnenhuis, item verkoopt in kwaliteit voorschr. de halve hof aan de heg gelegen tussen Berent Heeck en de weg, van Geise Velicken heengekomen Belovende genoemde verkopers om deze koop te vrijen en schadeloos te houden voor Ernst Reefsen en Roelof Hegeman am 14 mei 1599
Uit Anspach: Gijsbert van Twiller (3 Sept.4605 te Harderwijk geh. m. Aeltjen Yoeth) zie Nav. XXIX, 163, en over het zegel van Voeth uit 1590, Herald. Bihl. 1880, bl. 361) werdtegenover de kerkmeesters van Nijkerk 30 Juli 1608 door het hof v. Geld. bij zijn recht van collatie der vikarie St. Severijn in de kerk te Nijkerk gehandhaafd Registers ,A. 29).
R.v.Tw.(waarschijnlijk Ryckert van Twiller) maakte met C. Bentinck en A. Nijenhuis te Nijkerk, krachtens opdracht van het hof v. Geld. in dato 13 Jan. 1624, eene keur, volgens welke de aalmoezeniers zich voortaan aldaar in het beheer der armenzaken zouden hebben te gedragen (ibid., bl. 66).
Evert v. Tw. was als ouderling te Nijkerk vanwege de Harderwijker classis op de Arnh. synode v. 29 Sept.4 Oct. 1652 tegenwoordig.
Gerharda v. Tw., gehuwd met Dr. Willem Heeck, werd 7 Dec. 1663 door het hof v. Geld. veroordeeld om het Vierholtertiend, leenroerig aan de bannerheerlijkheid van Bahr en Lathem, ten behoeve van Tijda van Wijnbergen, weduwe Verdelft, in te ruimen en te verlaten (ibid., bl. 196). — Zie het zegel van Dr. Wilhelm Heeck , secretaris v. Harderwijk (1689), in Herald. bibl880,blz. 357. —
Rodrich Voeth, burgemeester en ouderling te Harderwijk, verscheen op de Harderwijker synode van 23—29 Aug. 1043.
uit VVG genelogie fragmenten:
- 3-6-1622: Gijsbert van Twyler bij opdragt Kils ten Hoeff beleent met het erff ende goet, genoemt den Cleynen Hoeff met allen sijnen in- ende tobehorenden gerechticheyden, so van maelschappen als anders, in Veluwen, in den ampte van Putten gelegen over den Harderwijckerweg, noortwert naest de Nordersteeg, westwert Henrick Vlieck met het Vorstebroeck in Putterbroeck, oostwert Arnt Wolters erfgenamen, westwert Arnt Morren, suydwert die Broecksteeg; noch een sichtganck op Ermelervelt, tsamen groot omtrent thien cleyn molder gcseys; daerbeneven den geheelen thiend, groff ende smal, uut sijn alinge erff ende goet ten Hoeff, als ´t Kil van sijnen vader is angeerft, gelijck hij ´t tegenwoordig besit; ende heeft ten Hoeff sijn erff onde goet, genoemt den groten Hoeff, ´t welck hij behelt, voor evictie ofte inwinninge van ´t opgedragen goet ende thiend an Gijsbert van Twyler te waar gestelt ([Leen] nr. 27).
Gysbert Wolters van Twiller, overl. v11-3-1639, otr. Nijkerk (attest. naar Harderwijk) 18-08-1605, tr. kerk Harderwijk 03-09-1605 Aeltgen Gerlofs Voets, overl. v4-5-1642, dr. van Gerrit Voeth en Alyd Voeth.
- mei 1606: Alijt Voeth, wed. van Gerrit Voeth met Albert Voeth haar zoon en Gisbert van Twiller met joffr. Aeltje Voeths, zijn huisvrouw, en joffr. Meghtelt en Truyda Voeths belangende de goederen van hun zal. vader Gerrit Voeth, gaan een boedelscheiding aan met juffr. Alydt Voeths hun moeder ([REC] inv. nr. 141, fol. 546-547vso).
- 1615: Acte van huwelijksvoorwaarden tussen Gijsbert van Twiller en Aeltgen Voet ([GA Terschuur] inv. nr. 67).
– 20-12-1620: Gijsbert van Twiller c.s. contra Henrick Vlieck nom. ux. Aertgen Dercksdr., Vrouwen hofhorig goed Cleyn Norden in ambt Putten, buurschap Norden ([GA HOF] inv. nr. 5080, proces 1620/22).
- 3-1-1623: Idem hij opdragt Kils voorn, beleent met 31 molder roggen ´sjaers erflicker renten, te weten 30 uut den hoff to Putten ende l uut Kempengoet, in denselven hoff gehorende, met dat erff ende goet, genoomt den groten Hoeff met al sijn in- ende tobehorende gerechticheit van bosch, hroeck, hey ende wey, gelijck het van olts in sijn begrotinge ende bepalinge gelegen is in den lande van Velu wen, in den kerspel van Putten, 3 Jan. 1623 ([Leen] inv. nr. 27).
Aan de overzijde van de Beekweg lagen vroeger twee boerderijen. De Grote en de Kleine Hoof. De gebouwen zijn afgebroken en het terrein is nu grotendeels bos en staat nog wel bekend als 't Hooft.
Gijsbert heeft in juni 1622 de kleine Hoof en een jaar later ook de grote ten Hoof gekocht van Kil ten Hoef.
De Grote en de Kleine Hoof hoofden bij het huis Putten bij Elburg. Al vanaf 1470 waren voorouders van Kil beleend met beide goederen. Aelbert ten Hove, Kil's vader, was overleden toen Kil nog klein was.
http://www.winkoop.nl/documenten_gelag.html
- 8-9-1635: Gijsbert van Twiller contra Henrick Woutersz., Verpachting; betalingsusance. Groot Gerwerdingen te Putten ([GA PRO] inv. nr. 5149, proces 1635/58).
- 11-3-1639: Luxhoel Neoclesiae in Wullenhoo. 11 Martij Solutum laudemium Gysbert van Twiller ratione partis de bono Luxhoel per filium Wolter mit 5 looth silver .\. 6.5.0 (STAMA 441 (1639)).
- 2-5-1639: Aeltgen Voets, huysfrouw van za. Gijsbert van Twiller, beleend (de Cleynen Hoef en 31 morgen). Hulder haar zoon Wolter van Twiller ([Leen] nr. 27).
- 15-4-1639: Gerwerdingen to Huinen. 15 April Pro cormeda Aeltgen Voets R/ Gisbert van Twiller Neoclesiae ratione boni Gerwerdingen solvit filia Bernarda (Gerharda?) 60 Kar. gld. pro culina
2-10-0 ([STAMA 441] (1639)).
– 1642, 1643, 1644: Vier acten van magescheid tussen de erfgenamen van Alidt Voet, weduwe van Giesbert van Twiller, over haar nalatenschap ([GA Terschuur] inv. nr. 68).
– 4-5-1642: Bonum Gerwerdingen in Huinen. 4 Maij obijt Neoclesiae Relicta Gysbert van Twiller Aeltgen Voeth besitterse in haer leven van het goett Gerwerdingen cormeda per filiam Gerhardam van Twiller redempta est met 60 Kar. gld. pro familia 2-10-0 ten overstaen van Melis van Twiller et Mauritz van Arler ([STAMA 441] (1642)).
- 27-9-1644: Rhynmaete ex Luxhoell. 27 Septembris solutum laudemium R/ (Relicta) Gisbert van Twiller scilicet: Aeltgen Voeths per filiam Bernardam van Twiller wegen der Rhynmate ex bono Luxhoel met 5 looth silver .\. 6-5-0 ([STAMA 441] (1644)).
- 1648: Inventaris van de nalatenschap van Gijsbert van Twiller en Aartje Voet en een acte van magescheid tussen Gerharda en Aleyda van Twiller ([GA Terschuur] inv. nr. 69).
– 9-10-1651: Rynmaethe. Octobris 9 solvit Gerharda van Twiller pro se et nepte filia Lysbeth Scholten et Wolter van Twiller zahliger als erffgenaemen haerer moeder Aeltgen Voets Neoclesiae het versterff van Aeltgen voorschreven overleden in het iaer 1643 ongeveer wegens de Rynmaethe ex Luxhoel 5 looth silvers ad 30 stb. het stck ([STAMA 441] (1651)).
Bezitster van het goed Gerweedingen in Harderwijk
DE VELUWSCHE FAMILIE TULLEKEN EX HARE AANVERWANTEN
Margaretha van Twiller ^ (Twijler) , dr v. Amelis (in 1608 dijkgraaf van Appelreveld , in 1629,36,51,52 vermeld als beheerder der kerkegoederen te Nijkerk
Amelis/Melis Wolters van Twiller, dijkgraaf v. Appelreveld 1629, 1636, 1651 en 1652, overl. v28-1-1655, otr. Nijkerk (attest. naar Arnhem) 25-01-1607 Teunisken Everts Potten.
- 1620: Amelis van Twiller voert proces tegen Claes Feijdt namens Herman van Wenckum over Slangengoed, dat horig is aan de abdij van Elten (Deze acte is als bijlage I afgedrukt in [BMG] 286 (1954). Dit stuk bevindt zich als bijlage in een proces, dat voor het Hof gevoerd is tussen Amelis van Twiller en Claes Feydt q.q., namens Herman van Wenckum. Het Slangengoed is horig aan de abdij van Elten [GA CPH] inv. nr. 5082, 1620, nr. 32). Deze stukken, samen met een monsterrol van Nijkerk uit 1497/98, werden overgelegd om te bewijzen dat vroeger Wouter Peelen bezitter was van de saaiweer Slangengoed. Deze boerderij was ten tijde van het proces reeds verdwenen, men vond er in het land, de Polcamp genaamd, echter nog wel puin, scherven, moppen en een fundament van een muur).
- 20-7-1622: Proces voor het Hof gevoerd tussen Amelis van Twiller, bezitter van van dardehalf mergen, waarop Slangengoed heeft gestaan, en C. Feydt q.q. Met stukken, benevens een monsterrol van Nijkerk uit 1497/98, zijn overgelegd om te bewijzen dat vroeger Wouter Peelen bezitter was van de saaiweer Slangengoed. Deze boerderij, gelegen nabij de Wiel benoorden de Nekkeveldse weg, was ten tijde van het proces reeds verdwenen, men vond er in het land, de Polcamp genaamd, echter nog wel puin, scherven, moppen en een fundament van een muur ([GA CPH] inv. nr. 5088, 1622, nr. 19) (zie ook: [Dooren]).
Het bezit Slangengoed van Amelis en zijn zoon Evert waardeloos...
- 20-12-1649: In proces tussen Amelis van Twiller tegen R. van Vanevelt is dit goed nogmaals het twistpunt [GA CPH] inv. nr. 5265, 1649, nr. 80).
- 28-1-1655: Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij Evert van Twiller solvit het versterff van Melis van Twiller met 13-4-0 [abtsgoed groot Bockhorst in Diermen te Putten]. ([STAMA 441] (1655)).
1655 3. bezitter van Groot Boeckhorst
Van het Groote Boeckhorst.
28 Januarij EVERT VAN TWILLER solvit het versterff van MELIS VAN TWILLER met 13-4-0.
12-2-1667 Alheida van Twiller investita, successit patri ([GA AKP] inv. nr. 326).
0 Mechtelt Veheren, weduwe van zal. burgemeester Johan de Vaecht, voor haar zelf en zich mede sterk makende voor haar kinderen constituit haar schoonzoon Pouwel Bitter, ambtman, om van harentwege te cederen en op te dragen aan Amelis van Twijler en Anthonia Poitouws, zijn huisvrouw, de gerechte heflt van zekere 2 verscheide kampen langs, groot in het geheel 7 morgen of daaromtrent, gelegen in de ambte van Nijkerk in de Mehen tho Arck, dewelke door Gerrit Meliss gebruikt worden, en zulks voor een vrij allodiaal erf en goed [enz.], volgende de koopvoorwaarden, op 11-03-1608 daarvan gemaakt en opgericht [enz.];
Tulleken boek vermeld dat melis zegelt
Het zegel van Amelis v.
Twiller (Zwiller) hangt nog aan een huwlijksacte van Jan. 1627, aan-
wezig in het archief v. h. Groote Gasthuis te Deventer (Cat. d.Arch.,
n°. 1454).
Deventer gemeentearchief 1454 Johan van Vanevelt en Amelis van Twiller, Huwelijkslieden van Mr. Jacob Pietersen van Lennick, Organist te Harderwijk, met zijn zoon Peter Jabobs v. L., Organist in Nijekerk, bruidegom, en Goesen van Curler en Jelis Loechsz, Huwelijkslieden van Beertien Coerten wed. Gijsbert Albertsen, met hare eenige dochter Gerritgen Gijsberts, bruid, maken de huwelijksche voorwaarden van dien echt op. Op perkament. Met de zegels en handteekeningen der 4 huwelijkslieden. Het stuk is zeer verbleekt en onduidelijk., 1627, Jan 19 (?) 0767 Groote (vroeger Heilige Geesten-) en Voorster gasthuis te Deventer
Na zijn broer Amelis kreeg Ryckert de functie van "Veldgraaf van het Appelervelt"
De functies werd door de schoonzoons van Amelis, de Tulleckens, en van Twillers onder elkaar verdeeld.
Ryckert kreeg in totaal 12 kinderen (bun historial juli 1995)
Ryckert was wapenvoerder Hij was één van de stichters van het Weeshuis. Dit weeshuis werd uit barmhartigheid gesticht door de zg. Nijkerker Amtsjonkers. Het weeshuis was hard nodig door het groot aantal wezen als gevolg van twee pest-epidemieën die Nijkerk troffen.
25-9-1636: (vertaald) “In den naem des Heeren desen 25sten September 1636 in Amsterdam.” Aldus vangt de brief aan van Kiliaen van Rensselaer aan zijn neef Wouter van Twiller te Nieuw-Amsterdam. “Wij zijn hier ook – God zij geprezen – nog goed in orde.. . . . Uw vader, moeder, broeders en zusters te Nieukerck waren Donderdag laatstleden ook nog goed gezond; maar de toestand te “Nieukerck” is door het hevige heersenen der pest zeer treurig. Reeds zijn daar 700 personen gestorven en weinig huizen zijn vrij. Moge de Heere hen verder bewaren; echter houdt het niet op, maar vermeerdert dagelijks. Onze schoonbroeder Willem van Wely en zijne vrouw Anna ten Hoof zijn beiden er aan overleden. Het wordt hier ook zeer hevig; meer dan 600 in ene week. Menig bekende is reeds gestorven, maar ons en mijn moeders huishouden zijn, God zij geloofd, nog gezond. De Heere schenke, wat Zijn heiligen wil behage, voor ons behoud in leven en in sterven, Amen.” (Mr. A. J. F. van Laer, Van Rensselaer Bowier, Manuscripts, Albany N. Y. 1908, blz. 319), ([BM Gelre] 3 (1909);.
Rijkers was voogd voor Arent van Corler (de zoon van de nicht van zijn vrouw) (bowier manuscripts pg 403)
Rijkers wapen is links boven op het Weeshuis schilderij afgebeeld daar hij als regent ten tijde van het schilderen reeds was overleden.
DNL 1940 kol 61. Wolter Wulfferts van Hennekeler handelende in compagnie met Rycket van Twiller e.a.)
Gem Nijkerk dhr van Doren / v.d. Kragt. Ryckert wonde met ijn gezien p Kayebeck, later Kwaebeek, tegenwoordig de Spoorstraat.
23-02-1651 een kindt van Dirck Beertsz
22-L 01-03-1651 Lijsgen, Willem Lubbertsz dochter
08-03-1651 een kindt van Jan Claesz
09-03-1651 Peter Reijnersz op de Schillingh
12-03-1651 Marritgen van Renseler
13-03-1651 een kindt van Arent Abrahamsz
63 Dr. Everhardt Potouw pro se en zich sterk makende voor Amelis van Twiller en Anthonia Potouws e.l. sub et re Johan Peterssen en Anne Simons, zijn vrouw, domum et aream, staande bij den Brueren klooster tussen huis en hofstad van Derrick Vermehr ab una en de erfgenamen van Willem Potouw ab altera [enz.]; Datering:
19-05-1609 Folio:
20v-21r Toegangsnummer:
2003 ORA Arnhem Inventarisnummer:
413
DE VELUWSCHE FAMILIE TULLEKEN EX HARE AANVERWANTEN
Margaretha van Twiller ^ (Twijler) , dr v. Amelis (in 1608 dijkgraaf van Appelreveld , in 1629,36,51,52 vermeld als beheerder der kerkegoederen te Nijkerk
Amelis/Melis Wolters van Twiller, dijkgraaf v. Appelreveld 1629, 1636, 1651 en 1652, overl. v28-1-1655, otr. Nijkerk (attest. naar Arnhem) 25-01-1607 Teunisken Everts Potten.
- 1620: Amelis van Twiller voert proces tegen Claes Feijdt namens Herman van Wenckum over Slangengoed, dat horig is aan de abdij van Elten (Deze acte is als bijlage I afgedrukt in [BMG] 286 (1954). Dit stuk bevindt zich als bijlage in een proces, dat voor het Hof gevoerd is tussen Amelis van Twiller en Claes Feydt q.q., namens Herman van Wenckum. Het Slangengoed is horig aan de abdij van Elten [GA CPH] inv. nr. 5082, 1620, nr. 32). Deze stukken, samen met een monsterrol van Nijkerk uit 1497/98, werden overgelegd om te bewijzen dat vroeger Wouter Peelen bezitter was van de saaiweer Slangengoed. Deze boerderij was ten tijde van het proces reeds verdwenen, men vond er in het land, de Polcamp genaamd, echter nog wel puin, scherven, moppen en een fundament van een muur).
- 20-7-1622: Proces voor het Hof gevoerd tussen Amelis van Twiller, bezitter van van dardehalf mergen, waarop Slangengoed heeft gestaan, en C. Feydt q.q. Met stukken, benevens een monsterrol van Nijkerk uit 1497/98, zijn overgelegd om te bewijzen dat vroeger Wouter Peelen bezitter was van de saaiweer Slangengoed. Deze boerderij, gelegen nabij de Wiel benoorden de Nekkeveldse weg, was ten tijde van het proces reeds verdwenen, men vond er in het land, de Polcamp genaamd, echter nog wel puin, scherven, moppen en een fundament van een muur ([GA CPH] inv. nr. 5088, 1622, nr. 19) (zie ook: [Dooren]).
Het bezit Slangengoed van Amelis en zijn zoon Evert waardeloos...
- 20-12-1649: In proces tussen Amelis van Twiller tegen R. van Vanevelt is dit goed nogmaals het twistpunt [GA CPH] inv. nr. 5265, 1649, nr. 80).
- 28-1-1655: Van het Groote Boeckhorst. 28 Januarij Evert van Twiller solvit het versterff van Melis van Twiller met 13-4-0 [abtsgoed groot Bockhorst in Diermen te Putten]. ([STAMA 441] (1655)).
1655 3. bezitter van Groot Boeckhorst
Van het Groote Boeckhorst.
28 Januarij EVERT VAN TWILLER solvit het versterff van MELIS VAN TWILLER met 13-4-0.
12-2-1667 Alheida van Twiller investita, successit patri ([GA AKP] inv. nr. 326).
0 Mechtelt Veheren, weduwe van zal. burgemeester Johan de Vaecht, voor haar zelf en zich mede sterk makende voor haar kinderen constituit haar schoonzoon Pouwel Bitter, ambtman, om van harentwege te cederen en op te dragen aan Amelis van Twijler en Anthonia Poitouws, zijn huisvrouw, de gerechte heflt van zekere 2 verscheide kampen langs, groot in het geheel 7 morgen of daaromtrent, gelegen in de ambte van Nijkerk in de Mehen tho Arck, dewelke door Gerrit Meliss gebruikt worden, en zulks voor een vrij allodiaal erf en goed [enz.], volgende de koopvoorwaarden, op 11-03-1608 daarvan gemaakt en opgericht [enz.];
Tulleken boek vermeld dat melis zegelt
Het zegel van Amelis v.
Twiller (Zwiller) hangt nog aan een huwlijksacte van Jan. 1627, aan-
wezig in het archief v. h. Groote Gasthuis te Deventer (Cat. d.Arch.,
n°. 1454).
Deventer gemeentearchief 1454 Johan van Vanevelt en Amelis van Twiller, Huwelijkslieden van Mr. Jacob Pietersen van Lennick, Organist te Harderwijk, met zijn zoon Peter Jabobs v. L., Organist in Nijekerk, bruidegom, en Goesen van Curler en Jelis Loechsz, Huwelijkslieden van Beertien Coerten wed. Gijsbert Albertsen, met hare eenige dochter Gerritgen Gijsberts, bruid, maken de huwelijksche voorwaarden van dien echt op. Op perkament. Met de zegels en handteekeningen der 4 huwelijkslieden. Het stuk is zeer verbleekt en onduidelijk., 1627, Jan 19 (?) 0767 Groote (vroeger Heilige Geesten-) en Voorster gasthuis te Deventer
Verpacht in 1574 het schoutambt van Putten, als behorende tot denalatenschap van haar maan Reynier van Arler.
Heemraad van de Arkemeense Polder
VVGE Herengoederen deelII/201
06-08-1622 Aelt van Arler CO Elisabeth Schrassers bekomen transport na overdracht door hun (schoon)zuster Henrica Schrassers, weduwe van Nicolaus van Diermen, van 1/8 part, geassisteerd met haar broer en momber Coop Schrassers. N.B. Wederzijdse partijen hadden een 'gescheijt' gehouden over de nagelaten goederen van hun zaliger broer Evert Schrassert.
VVG herengoederen deelII.213 03-12-1614 Henrica Schrassert, weduwe van Niclaes van Diermen, en Elizabeth Schrassert, co van Aelt van Arler, bekomen transport van 1 /4 deel na overdracht door Evert en Coop Schrassert, gebroeders.
Woonde te Putten op het Bollegoed, lijftochte zijn vrouw in 1603
DNL 1943 95
Uit dit huwelijk:
le. Elisabeth. van Arler, ged. Putten 24 Nov. 1602; ondertr.
Nijkerk 5 Maart 1641 Wolter van Twiller, zn. van Gysbert Woltersz.
2e. Margrieta van Arler, ged. Putten 26Nov. 1606; ondertr.
Nijkerk 18 April 1641 Everhard van Twiller, zn. van
Amelis Woltersz.
3e. Derck van Arler, ged. Putten 19 Aug. 1610, leeft nog Putten 20 Oct. 1636).
Leenboek Scherpenzeel 11-5-1568: Hendrik Scholten Hendriksz. voor Wouter Gijsbertsz., zijn neef, onmondig, bij dode van Gijsbert Woutersz., diens vader, te Nijkerk, 141 fol. 51-52
Hendrik Scholten was de broer van Gijsbert's vrouw Scholten Vaneveld
WvT Van Klein Watergoor
Gelders Archief : 0434 Huis Ter Schuur Inventaris 2. Stukken van zakelijke aard
2.1. Goederen in Gelderland
2.1.1. Kwartier van Arnhem
2.1.1.9. Ambt Nijkerk
166 Acte, waarbij Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick, haar zoon, het goed Klein Watergoor overdragen aan Meys Gerits en Griet, echtelieden en aan Gyesbert Wolters
Datering: 1540
31-10-1540 Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren. ([GA Terschuur] reg. 34).
Het huis Watergoor bestond in Nijkerk van 1435 tot 1854 (Gelders Archief)
zie Otto van Scherpenzeel & Stijne
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoorde tot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs
De Ned Leeuw 1943 blz 123.
Elisabeth Scholten van Vanevelt, die tr. in of vóór 1537 Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ± 1518, + vóór 11 Mei 156 , zn. van Wolter.
Was van voor 1568 tot 1583 leen/eigenaar van Groot Willaer in Scherpenzeel (WvT brief S.Laansma 1975)
Gelders Archief ambt Scherpenzeel, toeg 0434 Huis ter Schuur inventaris 195
Acte, waarbij Wilhelm van Scherpenzeel Wolter Giisberts zoon van Gijsbert Woltersen, beleent met een rente van 5 Carolusgulden uit Groot Twiller, 1568. Met in dorso een latere acte van belening, 1583
Ook vermeld in Leenboek Scherpenzeel
30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol.51v
Hendrik was zijn oom van moederszijde
7-5-1585: Reiner van Vaneveld voor Wouter Gijsbertsz., onmondig, zoals Gijsbert Woutersz.,
diens vader, 141 fol. 55-56.
Reiner was ook een oom van Mmoederszijde
4-3-1598: Hulde van Wouter Gijsbertsz., 141 fol. 57
hvt Willem van Scherpenzeel 1520-1570
NED LEEUW 1949.
Hij was een zoon van Gijsbert Wolters, en Elisabeth Scholten van Vanevelt (zie Ned. Leeuw LX1 (1943) kol. 123). De Van Twiller’s voerden hetzelfde wapen als de Van By(a)ler's, t.w. zes lelies (3, 2 en 1), maar de bewering van Beernink (a.w. blz. 145), dat zij (dus?) tot een jongeren tak van laatstgenoemd geslacht. behoord hebben, is volkomen onbewezen.
Ned Leeuw 1940 kol334 note 136 Wolter Gijsberts en Alijdt van Wenckum Ryckertsdr uit welks huwelijk drie zonen, Gijbert, Amelis en Rykert, die den naam van Twiller aannamen, vermoedelijk ontleend aan het goed (Groot) Twyller onder Scherpenzeel.
34. Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren.
1 3 0 ) G.P.V.' Inv. no. 14, deel 30, proces XIV. Zij was blijkens G. P.V. Inv. 14, deel 1607-09, proces no. 25 een dochter van Gijsbert Wol- ters en Elisabeth (Scholten van Vanevelt; zie C.P.H. 1608 I I ) . Haar broeder Wolter Gijsberts tr. Alijdt van Wenckum Bycketsdr. (C.P.H. 1627 V, Henrick van Nulde contra Goetschalck Claessen; zie hierboven aant. 94), uit welk huwelijk drie zonen, Gijsbert, Amelis, en Rvkct, die den naam Van Twiller aannamen, vermoedelijk ontleend aan hot goed (Cleyn) Twyller onder Scherpenzeel.
Margarythe/Gryte Mhelis van Kayenbeeck, tr. Harderwijk (morgengave) 06-05-1549 Rycket Brinck/van Wenckum, overl. v 14-11-1562, zn. van Wouter Hendricksen van Wenckum en Lambertgen Brinck.
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum haar oom en gekoren momber ad lites om in te vorderen zes mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr 136, fol. 107).
- 13-2-1571: Frederick van Zuilen van Nijevelt, drost van Veluwe, verzoekt aan burgemeesters en raad Margareta, weduwe van Rijckolt van Wenckom en kinderen Brinckjen, Alijt en Melis van Wenckum, in het bezit te stellen van hun aandeel in de door Wolter van Wenckum nagelaten goederen voor zover in deze jurisdictie van Harderwijk gelegen zijn. Geschreven te Bernefelt 13 februari 1571 (Afschrift ca. 1760) in inv. nr. 1997 folio 76 (Harderwijk, regesten 100 tot 1500, nr. 1447).
- 6-5-1549: Ryckout Brinck Woutersz gaf Gryte Mhelis, zijn echte wijf, 100 Frankrycksche schilden to morgangave ([REC] inv. nr. 134, fol. 417vso).
- 16-3-1550: Ryckout Brinck met Gryte, zijn echte wijf, Claes Eersten met Mette, zijn echte wijf, en Hille Brincks en Henrickje Brincks alias genant Brinckgen met Ryckout voors. haar broeder en hun beider gecoren momber, machtigen Wolter Henricks, hun vader tegen Marten Coelwagen en Lambert van Huet ([REC] inv. nr. 135, fol. 14 en 15vso).
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum, haar oom en gekoren momber machtigt ad lites om in te vorderen 6 mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr. 136, fol. 107).
- 1627: zie ook ([GA PRO] 1627V Henrick van Nultle contra Goetschalck Claessen).
Was van voor 1568 tot 1583 leen/eigenaar van Groot Willaer in Scherpenzeel (WvT brief S.Laansma 1975)
Gelders Archief ambt Scherpenzeel, toeg 0434 Huis ter Schuur inventaris 195
Acte, waarbij Wilhelm van Scherpenzeel Wolter Giisberts zoon van Gijsbert Woltersen, beleent met een rente van 5 Carolusgulden uit Groot Twiller, 1568. Met in dorso een latere acte van belening, 1583
Ook vermeld in Leenboek Scherpenzeel
30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol.51v
Hendrik was zijn oom van moederszijde
7-5-1585: Reiner van Vaneveld voor Wouter Gijsbertsz., onmondig, zoals Gijsbert Woutersz.,
diens vader, 141 fol. 55-56.
Reiner was ook een oom van Mmoederszijde
4-3-1598: Hulde van Wouter Gijsbertsz., 141 fol. 57
hvt Willem van Scherpenzeel 1520-1570
NED LEEUW 1949.
Hij was een zoon van Gijsbert Wolters, en Elisabeth Scholten van Vanevelt (zie Ned. Leeuw LX1 (1943) kol. 123). De Van Twiller’s voerden hetzelfde wapen als de Van By(a)ler's, t.w. zes lelies (3, 2 en 1), maar de bewering van Beernink (a.w. blz. 145), dat zij (dus?) tot een jongeren tak van laatstgenoemd geslacht. behoord hebben, is volkomen onbewezen.
Ned Leeuw 1940 kol334 note 136 Wolter Gijsberts en Alijdt van Wenckum Ryckertsdr uit welks huwelijk drie zonen, Gijbert, Amelis en Rykert, die den naam van Twiller aannamen, vermoedelijk ontleend aan het goed (Groot) Twyller onder Scherpenzeel.
34. Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren.
Henrick van Arler schout te Putten (1539), nog vermeld 1541, overleden vóór 3 juni 1547; trouwde in of vóór 1533 met Naete van Hoeckelom (vermoedelijk een zuster van Griet van Hoeckelom, want deze noemt in 1539 Henrick van Arler haar zwager, overleden na 3 maart 1580. Op 25 juli 1547 is er een Missive van de Stadhouder aan Reyner van Arler en de weduwe van Henrick van Arler, met last om op 6 augustus a.s. voor het Hof te verschijnen ten einde tegen pastoor, kerkmeesters en kerspelslieden van Putten gehoord te worden in zake hun geschil over de Kleefsche penningen.
Verpacht in 1574 het schoutambt van Putten, als behorende tot denalatenschap van haar maan Reynier van Arler.
Nale van Arler, vermeld 1554, overleden na 28 juni 1617; trouwde 1e vóór 18 oktober 1568 met Mauritius Pannekoeck; trouwde 2e vóór 31 juli 1582 met Johan Slodt (of Jan Slootse), overleden tussen 9 september - 23 november 1582; trouwde 3e (huwelijkse voorwaarden) 23 juli 1586 met Evert Schrassert Philipsz. maalman van 't Appelrevelt, beleend met het goed Borrink (1581), kerkmeester te Nijkerk (1590 en 1596), overleden tussen 28 juli 1617 - mei 1620, zoon van Philips Ottensz. Schrassert en Elisabeth van Estvelt.
vvg 2014/ 55
Verpacht in 1574 het schoutambt van Putten, als behorende tot denalatenschap van haar maan Reynier van Arler.
DNL 1940 P.V. Inv. 14, deel 1607-09, proces no. 25
een dochter van Gijsbert Wolters en Elisabeth (Scholten van Vanevelt;
zie C.P.H. 1608 I I ) .
Haar broeder Wolter Gijsberts tr. Alijdt van Wenckum Bycketsdr.
(C.P.H. 1627 V, Henrick van Nulde contra Goetschalck Claessen; zie hierboven
aant. 94),
uit welk huwelijk drie zonen, Gijsbert, Amelis, en Rvkct, die den naam Van Twiller aannamen,
Leenboek Scherpenzeel 11-5-1568: Hendrik Scholten Hendriksz. voor Wouter Gijsbertsz., zijn neef, onmondig, bij dode van Gijsbert Woutersz., diens vader, te Nijkerk, 141 fol. 51-52
Hendrik Scholten was de broer van Gijsbert's vrouw Scholten Vaneveld
WvT Van Klein Watergoor
Gelders Archief : 0434 Huis Ter Schuur Inventaris 2. Stukken van zakelijke aard
2.1. Goederen in Gelderland
2.1.1. Kwartier van Arnhem
2.1.1.9. Ambt Nijkerk
166 Acte, waarbij Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick, haar zoon, het goed Klein Watergoor overdragen aan Meys Gerits en Griet, echtelieden en aan Gyesbert Wolters
Datering: 1540
31-10-1540 Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren. ([GA Terschuur] reg. 34).
Het huis Watergoor bestond in Nijkerk van 1435 tot 1854 (Gelders Archief)
zie Otto van Scherpenzeel & Stijne
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoorde tot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs
De Ned Leeuw 1943 blz 123.
Elisabeth Scholten van Vanevelt, die tr. in of vóór 1537 Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ± 1518, + vóór 11 Mei 156 , zn. van Wolter.
1553 uit ambt van Schout van Nijkerk ontslagen
Vermeld in 1529. Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.
Eigenaar van het goed Roeckeswerff. Nog vermeld met zijn vruw in 1558.
Ook vermeld in leenboek Scherpenzeel 30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol. 51v
vermeld 14 Nov. 1575 ,pacht 5 Sept. 1577 het schoutambt van Putten van Bye Scholten, en komt op dien grond na afloop van den pachttijd voor als gewezen schout van Putten4 0 ) , leeft nog 27 Maart 1597
De Ned Leeuw 1943 blz 123.
Elisabeth Scholten van Vanevelt, die tr. in of vóór 1537 Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ± 1518, + vóór 11 Mei 156 , zn. van Wolter.
Leenboek Scherpenzeel 11-5-1568: Hendrik Scholten Hendriksz. voor Wouter Gijsbertsz., zijn neef, onmondig, bij dode van Gijsbert Woutersz., diens vader, te Nijkerk, 141 fol. 51-52
Hendrik Scholten was de broer van Gijsbert's vrouw Scholten Vaneveld
WvT Van Klein Watergoor
Gelders Archief : 0434 Huis Ter Schuur Inventaris 2. Stukken van zakelijke aard
2.1. Goederen in Gelderland
2.1.1. Kwartier van Arnhem
2.1.1.9. Ambt Nijkerk
166 Acte, waarbij Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick, haar zoon, het goed Klein Watergoor overdragen aan Meys Gerits en Griet, echtelieden en aan Gyesbert Wolters
Datering: 1540
31-10-1540 Joffer Henrica, weduwe van Gelis van Ryemsdick, en Henrick van Ryemsdiick, haar zoon, dragen het goed Kleyn Watergoer, gelegen in het kerspel van der Niekerick, over aan Meys Gerritsz. en Griet, echtelieden, en aan Gyesbert Wolters. Oorspr. (Inv.no 166). De zegels van Gyesbert van Weenkum en Jan van Hell zijn verloren. ([GA Terschuur] reg. 34).
Het huis Watergoor bestond in Nijkerk van 1435 tot 1854 (Gelders Archief)
zie Otto van Scherpenzeel & Stijne
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoorde tot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs
Arnt Heijmansz van Corler die +/-1515 op zijn vaders erfgoet 'Corler' trouwde, was in 1559 vice-cureit te Kampen, werd daar verbannen en vluch tte naar de vrije stad Elburgh. Hij werd daar in 1551 Schepen en later Burgemeester. Hij was ouderling in de Gereformeerde kerk (NH) en mede-kerkhervormer van de Veluwe
4941 Wolter Henrickss. van Wenckum contra Willem van Haeften Ottenss., Leengoed. Datering:
1559 Procesdossiernummer:
1559/22 Eiser:
Wolter Henrickss. van Wenckum Gedaagde:
Willem van Haeften Ottenss. Feit:
Leengoed. Vindplaats:
Gelders Archief
Margarythe/Gryte Mhelis van Kayenbeeck, tr. Harderwijk (morgengave) 06-05-1549 Rycket Brinck/van Wenckum, overl. v 14-11-1562, zn. van Wouter Hendricksen van Wenckum en Lambertgen Brinck.
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum haar oom en gekoren momber ad lites om in te vorderen zes mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr 136, fol. 107).
- 13-2-1571: Frederick van Zuilen van Nijevelt, drost van Veluwe, verzoekt aan burgemeesters en raad Margareta, weduwe van Rijckolt van Wenckom en kinderen Brinckjen, Alijt en Melis van Wenckum, in het bezit te stellen van hun aandeel in de door Wolter van Wenckum nagelaten goederen voor zover in deze jurisdictie van Harderwijk gelegen zijn. Geschreven te Bernefelt 13 februari 1571 (Afschrift ca. 1760) in inv. nr. 1997 folio 76 (Harderwijk, regesten 100 tot 1500, nr. 1447).
- 6-5-1549: Ryckout Brinck Woutersz gaf Gryte Mhelis, zijn echte wijf, 100 Frankrycksche schilden to morgangave ([REC] inv. nr. 134, fol. 417vso).
- 16-3-1550: Ryckout Brinck met Gryte, zijn echte wijf, Claes Eersten met Mette, zijn echte wijf, en Hille Brincks en Henrickje Brincks alias genant Brinckgen met Ryckout voors. haar broeder en hun beider gecoren momber, machtigen Wolter Henricks, hun vader tegen Marten Coelwagen en Lambert van Huet ([REC] inv. nr. 135, fol. 14 en 15vso).
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum, haar oom en gekoren momber machtigt ad lites om in te vorderen 6 mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr. 136, fol. 107).
- 1627: zie ook ([GA PRO] 1627V Henrick van Nultle contra Goetschalck Claessen).
Nelle van Wenckum, oudste dochter van Wouter Henricksen en Lambertgen Brinck. Laatstgenoemd echtpaar had blijkens genoemde verklaring geen andere dochters dan Nelle, een niet met name genoemde, gehuwd met Mauritius Pannekoeck (kinderloos overleden), en een jongste, Hilletje genaamd, getrouwd met Evert van Nulde.
0434 Huis Ter Schuur Inventaris 5. Regestenlijst Bookmark Delen Reageren 51 . Kyll van Nulde en Coip Scrasser enerzijds, en Johan van Bryenen en Peter Herbertsen anderzijds, maken huwelijks voorwaarden tussen Evert van Nulde en Hille van Wenckum, dochter van Wolter van Wenckum, waar bij Evert van Nulde de erfenis van zijn vader en hetgeen hij van zijn moeder zal erven, aanbrengt, en waarbij Hille van Wenckum aanbrengt het erf Crom-raenhorst, behalve het aandeel van Cornelis van Erveningen, met het Haterboss en een zichtgang op het Helrevelt, gelegen in het ambt Nyekerck, waarbij tevens bepaald wordt, dat Wolter aan Evert en Hille, als ze niet meer bij hem in huis wonen, 2 molder rogge zal geven, en waarbij joffer Mergreta Brincks, dochter van Alert Otten met Wolff Wolff, haar momber, aan Hille geeft een erf te Hyerde in de vrijheid van Harderwiick, zoals zij dat van haar oom Alffert Brinck ontvangen heeft en waaronder behoren een stuk weiland in de buurschap Hulshorst in het ambt Ermell, een stuk haverland in de vrijheid, 52 molder haverland, waarvan 10 molder in de vrijheid, genaamd het Hoige Broick , aan de Hierder beyck en 42 molder in het ambt Armell, aan de overzijde van de Hierder beeck , 2 dagraaten hooiland, die "toe wandell gaen van 8 dachmaeten", een dagmaat hooiland op de Oistermheen, genaamd het Elsskipgen; tevens wordt bepaald, dat Hille en Evert na Margaretha's dood aan haar nicht Elsse Dircks 2 molder rogge 's jaars geven. Oorspr. (Inv.no 55). Met de geschonden zegels van de 1e, 3e en 4e oorkonder, het zegel van de 2e oorkonder is verloren. Datering:
1556 December 29
Margarythe/Gryte Mhelis van Kayenbeeck, tr. Harderwijk (morgengave) 06-05-1549 Rycket Brinck/van Wenckum, overl. v 14-11-1562, zn. van Wouter Hendricksen van Wenckum en Lambertgen Brinck.
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum haar oom en gekoren momber ad lites om in te vorderen zes mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr 136, fol. 107).
- 13-2-1571: Frederick van Zuilen van Nijevelt, drost van Veluwe, verzoekt aan burgemeesters en raad Margareta, weduwe van Rijckolt van Wenckom en kinderen Brinckjen, Alijt en Melis van Wenckum, in het bezit te stellen van hun aandeel in de door Wolter van Wenckum nagelaten goederen voor zover in deze jurisdictie van Harderwijk gelegen zijn. Geschreven te Bernefelt 13 februari 1571 (Afschrift ca. 1760) in inv. nr. 1997 folio 76 (Harderwijk, regesten 100 tot 1500, nr. 1447).
- 6-5-1549: Ryckout Brinck Woutersz gaf Gryte Mhelis, zijn echte wijf, 100 Frankrycksche schilden to morgangave ([REC] inv. nr. 134, fol. 417vso).
- 16-3-1550: Ryckout Brinck met Gryte, zijn echte wijf, Claes Eersten met Mette, zijn echte wijf, en Hille Brincks en Henrickje Brincks alias genant Brinckgen met Ryckout voors. haar broeder en hun beider gecoren momber, machtigen Wolter Henricks, hun vader tegen Marten Coelwagen en Lambert van Huet ([REC] inv. nr. 135, fol. 14 en 15vso).
- 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum, haar oom en gekoren momber machtigt ad lites om in te vorderen 6 mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr. 136, fol. 107).
- 1627: zie ook ([GA PRO] 1627V Henrick van Nultle contra Goetschalck Claessen).
Peinder te Nijkerk 1488 en te Putten 1492.
Machtigt zijn schoonzoon Gerrit van Speulder, eigenaar van het goed Arler (DNL)
Reiner Henricksz van Arler peinder te Nijkerk (vermeld 1488-1499) en te Putten (vermeld 1492-1499), machtigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler, leeft nog 1506, doch is dood 1510, trouwde ( le?) in of voor 1484 mt Jan N.N.; tr. (2e?) in of voor 1498 met Katharina van Scherpenzeel, zij stichtte 9 februari 1510 als weduwe een vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten, beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhem (1522), zij is dood 11 december 1531
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Reyner van Arler (ook wel genoemd Reiner Schult) beleend met het goed tot Wullinck (1531), schout te Putten vermeld 1522-1530; drost op Hulckestein; nog vermeld 1547, overleden voor 10 maart 1550; trouwde le met N.N.; trouwde 2e Harderwijk 8 (morgengave 9) november 1530 met Eva van Brienen, zuster van Johan van Brienen, beleend met de hof tot Emse maart 1550 onder Epe en Larysgoed (10 maart 1550), is dood 1571.
Henrick van Arler schout te Putten (1539), nog vermeld 1541, overleden vóór 3 juni 1547; trouwde in of vóór 1533 met Naete van Hoeckelom (vermoedelijk een zuster van Griet van Hoeckelom, want deze noemt in 1539 Henrick van Arler haar zwager, overleden na 3 maart 1580. Op 25 juli 1547 is er een Missive van de Stadhouder aan Reyner van Arler en de weduwe van Henrick van Arler, met last om op 6 augustus a.s. voor het Hof te verschijnen ten einde tegen pastoor, kerkmeesters en kerspelslieden van Putten gehoord te worden in zake hun geschil over de Kleefsche penningen.
Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.Eigenaar van het goed Roeckeswerff
1553 uit ambt van Schout van Nijkerk ontslagen
Vermeld in 1529. Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.
Eigenaar van het goed Roeckeswerff. Nog vermeld met zijn vruw in 1558.
Ook vermeld in leenboek Scherpenzeel 30-3-1583: Wouter Gijsbertsz. bij dode van Hendrik Scholten Hendriksz. met ledige hand, 141 fol. 51v
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1520.
DNL 1940 P.V. Inv. 14, deel 1607-09, proces no. 25
een dochter van Gijsbert Wolters en Elisabeth (Scholten van Vanevelt;
zie C.P.H. 1608 I I ) .
Haar broeder Wolter Gijsberts tr. Alijdt van Wenckum Bycketsdr.
(C.P.H. 1627 V, Henrick van Nulde contra Goetschalck Claessen; zie hierboven
aant. 94),
uit welk huwelijk drie zonen, Gijsbert, Amelis, en Rvkct, die den naam Van Twiller aannamen,
Wolter Gijsbert en Segher Gijsberts zijn volgens WvT en HvT broers. Dot blijkt uit onderoek naar meerdere bronnen.
Segher woonde op de hoeve genaamd Twiller, Twijlre of Twilre of ook Cleyn Twiller waaruit ook blijkt dat er verwantschap is met het geslacht van Wolter Gijsbert dat afkomstig is van t'Willaer uit Scherpenzeel.
Wolter was beleend met groot Twillaer in Scherpenzeel en later Watergoor in Nijkerk.
(Peter van de Born)
Tynsboek 101 Nijkerk (1467-1485)
Fol.4
Goude seger gysbertsoins wyff myt hoeren kynderen alleer
It Thomas blome
Fol. 5 Goude seger gysberts soin huisfrou weduwe alleer It maes henrics van IIII mergen veens
In der Columpnen van putten inder prochien van nyekerck van dat hietet grawenveen daer aff den Thyns van elliken mergen IIII d
fol. 22 Aelt Seger gysberts soin alleer It Aelt van morsseler van III mergen
Grawenveen Fol 29vso Griet Arnt brantss wyff ende pueris alleer It Aernt henrich westvelincs van lande gecoft tegen gertruyd rensen alleer bessel henrics wyff van aller IIII alde gr ende van erve alleer maes andries blomens VIII gr tsamen VIII mergen gelegen op slichtenhorsterbroick maict tsamen XVI s So blyft op Arnt VIII s
It Seger gysberts sal betalen van den voirss summe van IIII mergen VIII s
Fol 205vso Item goude zeger gysbertss wyff mit oeren kynderen alleer Thomas blomen XXII s
Fol 206 Item henrick Reynerss alleer goude zeger gysbertss huysfrou wedue alleer maes henricks van IIII mergen veens XVI d
fol 241 Item Aelt zeger gysberts alleer peter van hoirssenvoirde van VIII mergen veens II s VIII d alleer hermans van staveren
Tynsboek 103 (1502-1555) Fol 15 Aelt Zeger Ghysberts,(Arys Aelts),alleer Thomas Blome 22 st.(Aris Aelts). (Henrick v Henneckeler sall betailen van Gijsbert Henricxs somme die hyr vanc doirgedain ys. 1 alt gr). (Peel Rant sal oich betailen van Gysbert Henrixs somme vurs. die vanc doirgedain ys. 1 alt gr.).
fol 24
Henrick Reyners,(Arrys Aelts),alleer Goude,Zeger Ghysberts wedue,alleer Maes Henricks van 4 mrg veens 16 den. (Reyner Goertss).
Fol 122 Aelt Zeger Ghijsberts,(nb.Andries Aelts),van 4 mrg gelegen op Slichtenhorsterbroick, alleer Arnt Henrick Westvelincks 8 st. (Hz.Andries Aeltzs).
Fol 159 Aelt Zeger Gijsbertz,(Arys Ailts),alleer Peter v Horssenvoirde van 8 mrg veens alleer Hermans v Staveren 2 st. 8 den. (Arys Ailtss).
documenten Twiller en historie...
Tijnsgoed_Twiller.htm
Tynsboek 101 Nijkerk (1467-1485)
Fol.4 Goude seger gysbertsoins wyff myt hoeren kynderen alleer
It Thomas blome
Fol. 5 Goude seger gysberts soin huisfrou weduwe alleer
It maes henrics van IIII mergen veens
4941 Wolter Henrickss. van Wenckum contra Willem van Haeften Ottenss., Leengoed. Datering:
1559 Procesdossiernummer:
1559/22 Eiser:
Wolter Henrickss. van Wenckum Gedaagde:
Willem van Haeften Ottenss. Feit:
Leengoed. Vindplaats:
Gelders Archief
Met zijn vrouw bezitters van abstgoed "Cleyn Hellengoed" in 1532.
Kocht zih in 1532 met zijn vrouw vrij van verplichting zich horig te maken naar het goed.
Zij bezat, zonder horig te zijn, in 1532 "Cleyn Hellegoed"
4917 Johan Evertsen c.ux. contra Bessel Reynerss. van Wenckum q.q., Abtsgoed Paderborn. Aalt Aaltzengoed te Nijkerk. Datering:
1549 Procesdossiernummer:
1549/1 Eiser:
Johan Evertsen c.ux. Gedaagde:
Bessel Reynerss. van Wenckum q.q. Feit:
Abtsgoed Paderborn. Aalt Aaltzengoed te Nijkerk. Vindplaats:
Gelders Archief
Eigenaar van het goed Arler
Henrick Reynersz schout te Putten (vermeld 1470-1486) en te Nijkerk (vermeld 1481-1486), eigenaar van het goed Arler, bouwde Het huis Arler in het laatste kwart van de 15e eeuw als een eenvoudig herenhuis van het type 'spijker', is dood 1492; trouwde [morgengave Harderwijk Quasimodo) 1466 Beerte (of Bye), vermeld te Nijkerk 1474, overleden vóór 1492
Peinder te Nijkerk 1488 en te Putten 1492.
Machtigt zijn schoonzoon Gerrit van Speulder, eigenaar van het goed Arler (DNL)
Reiner Henricksz van Arler peinder te Nijkerk (vermeld 1488-1499) en te Putten (vermeld 1492-1499), machtigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler, leeft nog 1506, doch is dood 1510, trouwde ( le?) in of voor 1484 mt Jan N.N.; tr. (2e?) in of voor 1498 met Katharina van Scherpenzeel, zij stichtte 9 februari 1510 als weduwe een vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten, beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhem (1522), zij is dood 11 december 1531
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Aerend Henricksz van Arler met wie zijn vader Henrick in 1492 een magescheid maakte betreffende de boedel van hun ouders; deze Arend werd in 1507 (vermoedelijk na de dood van zijn broeder) schout te Putten.
Met zijn broers trad hij op als gastheer op de ridderdag te Scherpenzeel rond 1460. In 1460 blijkt hij het voorwerp te zijn van een reddingsoperatie vanuit de stad "als die burgemeisters mit een deell der burgeren hadden inghen Veluwen gesocht Gairt van Scerpenzeel ende sijngesellen". Op 2 dec. 1462 beloofden de broers Van Scherpenzeel enerzijdsen Jan van Byler anderzijds elkander bijstand in de moeilijkheden naar aanleiding van de doodslag door zijn knecht op Morken Philipsz. en de strijd met de familie Van Dompseler.
Godert lijkt in de voetsporen van zijn vader te hebben willen treden: drie jaren achtereen, van 1469 tot 1471, nam hij plaats in de Gruijthuisfractie van de schepenbank van Arnhem, onder het richterschap van zijn jongere broer Garcelis. Beiden waren zij aanhangers van hertog Adolf, die zich tegen de Bourgondiërs was gaan opstellen en na de vrede met Kleef de stad weer in handen had gekregen. De beëindiging van zijn schepenschap te Arnhem viel samen met zijn gevangenschap in de kerker van Hendrik van Ghemen, die bij de latere tweede bezetting tot plaatsvervanger van de Bourgondische stadhouder-generaal, graaf Adolf van Nassau, en tot landdrost van Zutphen zou worden aangesteld. Deze politieke tegenstander had ook nog persoonlijke grieven tegen Godert.Hij verweet hem, dat hij hem jaren tevoren van Gelderse inkomsten had beroofd. In 1474 is Godert in ieder geval weer in vrijheid, want hij en zijn echtgenote worden dan vermeld als borgen voor Bartholomeus van Eck.In 1476 verwierf hij goederen in het Sticht van Utrecht. Hij had toen kennelijk ook zijn intrek genomen in het Huys Scherpenzeel, op zijn voorvaderlijk goed.
In de zogenoemde "Utrechtse Oorlog (1481‑1483) wordt op 22 sept. 1481 een Slag bij Scherpenzeel vermeld. Bij die veldtocht werden het Huys Scherpenzeel, met alles wat er zich in bevond, en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer als alle Van Scherpenzeels fel anti-Bourgondisch was, verwoest en platgebrand en raakte Godert in gevangenschap. De hertog zou Godert daarom kwijtschelding verlenen van een jaar Batenburger tiend, de novaaltiend en de tiend voor het bos dat ook verbrand was. We beschikken nog over de tekst waarin Zweder, bastaard van Glashorst, vergiffenis vraagt voor zijn collaboratie in de verwoesting en plundering van zijn eigen dorp. De brief is ook interessant wegens de namen van Godert's bondgenoten en familieleden: behalve natuurlijk zijn drie broers worden Baerent van Wyesch, zijn schoonvader, Johan en Jasper van Wyesch, zijn beide zwagers, genoemd.
Een van Godert's laatste daden was het doen opstellen van een acte in 1497 waarin hij namens zijn echtgenote afstand doet van het goed Willinck onder Zelhem, dat zijn schoonvader Berend van Wisch, en schoonmoeder Margarete van Camphusen en zwager Jasper van Wisch, aan het convent van IJzendoorn hadden geschonken.
Op 7 aug. 1478 had hij zijn echtgenote Henrica, dochter van heer Berend, bastaard van Wisch, nog getocht met het goed Renes, in 1501 opnieuw bevestigd, maar toen was Godert overleden en Henrica alweer opnieuw getrouwd met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch hetrouwde met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch, op 7 aug. 1478 werd zij door haar echtgenote Godert getocht met het goed Renes, hetgeen in 1501 werd bevestigd, bij welke gelegenheid haar echtgenoot reeds overlijden blijkt te zijn. Tr. 1462 Godert van Scherpenzeel, geboren voor 1430, overleden tussen 1497 en 1501, zoon van Otto van Scherpenzeel en Stijne van den Gruijthuijs .
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Peinder te Nijkerk 1488 en te Putten 1492.
Machtigt zijn schoonzoon Gerrit van Speulder, eigenaar van het goed Arler (DNL)
Reiner Henricksz van Arler peinder te Nijkerk (vermeld 1488-1499) en te Putten (vermeld 1492-1499), machtigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler, leeft nog 1506, doch is dood 1510, trouwde ( le?) in of voor 1484 mt Jan N.N.; tr. (2e?) in of voor 1498 met Katharina van Scherpenzeel, zij stichtte 9 februari 1510 als weduwe een vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten, beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhem (1522), zij is dood 11 december 1531
Hertog Karel van Gelre voegde het Reemsterveld bij het domein Rozendaal. In 1516 droeg hij deze domeinen, samen met het door brand aangetaste kasteel Rozendaal, over aan zijn onderdrost Gerrit van Scherpenzeel, genoemd Palick.
Wegens wangedrag in 1551 te Arnhem gevangen gezet.Eigenaar van het goed Roeckeswerff
Scherpenzeels Leenboek Een rente van ƒ 5.- Karolus op het erf Groot Willaer. ..-.-14..: Jacob van ‘t Willaer, als getuige vermeld 1485, 107 fol. 19v.
Jacob had een Hofstede in Arnhem
2090 Burgerweeshuis te Arnhem Inventaris 9. Regesten Bookmark Delen Reageren Archiefdienst 40 Winant Ridder en Gelis ingen Nuwelant, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Wetten en zijn vrouw Aleit aan Derick van Wetten, Johans vader, een jaarrente van 2 oude schilden hebben overgedragen, te betalen met Pasen, uit hun thans door henzelf bewoonde huis en hofstede, gelegen in de Overstrate tussen huis en hofstede van Jacob van Twiller en huis en hofstede van Metken Scheeres Datering:
1439 februari 6 [des vridaegs na Sente-Agathendach, der heiliger joncfrouwen] NB:
a) Oorspr., inv.nr. 392; met de enigszins geschonden zegels der oorkonders in groene was. b) Afschrift, inv.nr. 501, folio 89 verso. c) Afschrift, inv.nr. 502, folio 108. In dorso van het oorspr.: "Jan van Raetyngen, in der Overstraete van tween schilden", "Modo Hermen van Schevichaven", "1439, N 67, Oeverstraat" en, in potlood "LB" en "N 61". Boven afschrift b) staat dat het hier het huis van Jan van Ratynghen betreft. Boven afschrift c) onder meer: "No. 67" en "... uuijt der weeduwe van zaliger Jan van Schevichaven huijs in der Oeverstraet staende, modo Arndt van Schevichaven, brouwer". Vindplaats: Gelders Archief
Jacob wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1521. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
Scherpenzeels Leenboek
5-8-1530: Bertout Willemsz. voor Grietje, zijn vrouw, natuurlijke dochter, bij overdracht door Jacob van ‘t Willaer, haar vader, te lossen, 141 fol. 51.
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1520.
Reyner Henricksz dienstman en herbergier te Putten, ontvangt 1437 het schoutambt Nijkerk in pand en op 9 juni 1438 (tezamen met Gerrit Snapper) de breuken in het dijkgraafschap van Putten en Nijkerk; schout te Putten, en als zodanig in 1443 vermeld als „die oudste peynder van den ampt 'van Putten"; neef van Reyner Berntz en zwager van Bernt Crede; overste-peynder te Nijkerk (1445) en Putten (1457); herhaaldelijk vermeld als „ordelwyser" in de bank van het Veluwsche landgericht te Putten en Nijkerk; trouwde in of voor 1450.
Gerrit Reynersz schout te Putten (1446) vermoedelijk optredend namens zijn vader (den „over-peinder), immers hij komt in 1447 aldaar voor als onder-peinder; zegelt (als zoon van Reyner Henricksz) 9 October 1460.
Vermeld in 1444 en in 1458
Eigenaar van het goed Arler
Henrick Reynersz schout te Putten (vermeld 1470-1486) en te Nijkerk (vermeld 1481-1486), eigenaar van het goed Arler, bouwde Het huis Arler in het laatste kwart van de 15e eeuw als een eenvoudig herenhuis van het type 'spijker', is dood 1492; trouwde [morgengave Harderwijk Quasimodo) 1466 Beerte (of Bye), vermeld te Nijkerk 1474, overleden vóór 1492
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
3-8-1422: Otto van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Gelders Archief, Archief Huis Hackfort, Toegang 0520, InvNr 29, d.d. 29 nov 1422:
Ghiisbert van Mekeren, Tydeman Quint en Zweder van Wagensvelde namens Otto van Scerpenzeell, en Petrus van den Gruuthuyts , kannunik van St. Walburg te Arnhem, Arnt van den Gruuthuys Goesensz. en Henrick van Aller, voor Goedert van den Gruuthuys Bartoltsz. en diens dochter Stynre, maken huwelijksvoorwaarden.)
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoordetot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs.
Met zijn broers trad hij op als gastheer op de ridderdag te Scherpenzeel rond 1460. In 1460 blijkt hij het voorwerp te zijn van een reddingsoperatie vanuit de stad "als die burgemeisters mit een deell der burgeren hadden inghen Veluwen gesocht Gairt van Scerpenzeel ende sijngesellen". Op 2 dec. 1462 beloofden de broers Van Scherpenzeel enerzijdsen Jan van Byler anderzijds elkander bijstand in de moeilijkheden naar aanleiding van de doodslag door zijn knecht op Morken Philipsz. en de strijd met de familie Van Dompseler.
Godert lijkt in de voetsporen van zijn vader te hebben willen treden: drie jaren achtereen, van 1469 tot 1471, nam hij plaats in de Gruijthuisfractie van de schepenbank van Arnhem, onder het richterschap van zijn jongere broer Garcelis. Beiden waren zij aanhangers van hertog Adolf, die zich tegen de Bourgondiërs was gaan opstellen en na de vrede met Kleef de stad weer in handen had gekregen. De beëindiging van zijn schepenschap te Arnhem viel samen met zijn gevangenschap in de kerker van Hendrik van Ghemen, die bij de latere tweede bezetting tot plaatsvervanger van de Bourgondische stadhouder-generaal, graaf Adolf van Nassau, en tot landdrost van Zutphen zou worden aangesteld. Deze politieke tegenstander had ook nog persoonlijke grieven tegen Godert.Hij verweet hem, dat hij hem jaren tevoren van Gelderse inkomsten had beroofd. In 1474 is Godert in ieder geval weer in vrijheid, want hij en zijn echtgenote worden dan vermeld als borgen voor Bartholomeus van Eck.In 1476 verwierf hij goederen in het Sticht van Utrecht. Hij had toen kennelijk ook zijn intrek genomen in het Huys Scherpenzeel, op zijn voorvaderlijk goed.
In de zogenoemde "Utrechtse Oorlog (1481‑1483) wordt op 22 sept. 1481 een Slag bij Scherpenzeel vermeld. Bij die veldtocht werden het Huys Scherpenzeel, met alles wat er zich in bevond, en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer als alle Van Scherpenzeels fel anti-Bourgondisch was, verwoest en platgebrand en raakte Godert in gevangenschap. De hertog zou Godert daarom kwijtschelding verlenen van een jaar Batenburger tiend, de novaaltiend en de tiend voor het bos dat ook verbrand was. We beschikken nog over de tekst waarin Zweder, bastaard van Glashorst, vergiffenis vraagt voor zijn collaboratie in de verwoesting en plundering van zijn eigen dorp. De brief is ook interessant wegens de namen van Godert's bondgenoten en familieleden: behalve natuurlijk zijn drie broers worden Baerent van Wyesch, zijn schoonvader, Johan en Jasper van Wyesch, zijn beide zwagers, genoemd.
Een van Godert's laatste daden was het doen opstellen van een acte in 1497 waarin hij namens zijn echtgenote afstand doet van het goed Willinck onder Zelhem, dat zijn schoonvader Berend van Wisch, en schoonmoeder Margarete van Camphusen en zwager Jasper van Wisch, aan het convent van IJzendoorn hadden geschonken.
Op 7 aug. 1478 had hij zijn echtgenote Henrica, dochter van heer Berend, bastaard van Wisch, nog getocht met het goed Renes, in 1501 opnieuw bevestigd, maar toen was Godert overleden en Henrica alweer opnieuw getrouwd met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch hetrouwde met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch, op 7 aug. 1478 werd zij door haar echtgenote Godert getocht met het goed Renes, hetgeen in 1501 werd bevestigd, bij welke gelegenheid haar echtgenoot reeds overlijden blijkt te zijn. Tr. 1462 Godert van Scherpenzeel, geboren voor 1430, overleden tussen 1497 en 1501, zoon van Otto van Scherpenzeel en Stijne van den Gruijthuijs .
Henrica van Wisch, op 7 aug. 1478 werd zij door haar echtgenote Godert getocht met het goed Renes, hetgeen in 1501 werd bevestigd, bij welke gelegenheid haar echtgenoot reeds overlijden blijkt te zijn. Tr. 1462 Godert van Scherpenzeel, geboren voor 1430, overleden tussen 1497 en 1501, zoon van Otto van Scherpenzeel en Stijne van den Gruijthuijs .
Met zijn broers trad hij op als gastheer op de ridderdag te Scherpenzeel rond 1460. In 1460 blijkt hij het voorwerp te zijn van een reddingsoperatie vanuit de stad "als die burgemeisters mit een deell der burgeren hadden inghen Veluwen gesocht Gairt van Scerpenzeel ende sijngesellen". Op 2 dec. 1462 beloofden de broers Van Scherpenzeel enerzijdsen Jan van Byler anderzijds elkander bijstand in de moeilijkheden naar aanleiding van de doodslag door zijn knecht op Morken Philipsz. en de strijd met de familie Van Dompseler.
Godert lijkt in de voetsporen van zijn vader te hebben willen treden: drie jaren achtereen, van 1469 tot 1471, nam hij plaats in de Gruijthuisfractie van de schepenbank van Arnhem, onder het richterschap van zijn jongere broer Garcelis. Beiden waren zij aanhangers van hertog Adolf, die zich tegen de Bourgondiërs was gaan opstellen en na de vrede met Kleef de stad weer in handen had gekregen. De beëindiging van zijn schepenschap te Arnhem viel samen met zijn gevangenschap in de kerker van Hendrik van Ghemen, die bij de latere tweede bezetting tot plaatsvervanger van de Bourgondische stadhouder-generaal, graaf Adolf van Nassau, en tot landdrost van Zutphen zou worden aangesteld. Deze politieke tegenstander had ook nog persoonlijke grieven tegen Godert.Hij verweet hem, dat hij hem jaren tevoren van Gelderse inkomsten had beroofd. In 1474 is Godert in ieder geval weer in vrijheid, want hij en zijn echtgenote worden dan vermeld als borgen voor Bartholomeus van Eck.In 1476 verwierf hij goederen in het Sticht van Utrecht. Hij had toen kennelijk ook zijn intrek genomen in het Huys Scherpenzeel, op zijn voorvaderlijk goed.
In de zogenoemde "Utrechtse Oorlog (1481‑1483) wordt op 22 sept. 1481 een Slag bij Scherpenzeel vermeld. Bij die veldtocht werden het Huys Scherpenzeel, met alles wat er zich in bevond, en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer als alle Van Scherpenzeels fel anti-Bourgondisch was, verwoest en platgebrand en raakte Godert in gevangenschap. De hertog zou Godert daarom kwijtschelding verlenen van een jaar Batenburger tiend, de novaaltiend en de tiend voor het bos dat ook verbrand was. We beschikken nog over de tekst waarin Zweder, bastaard van Glashorst, vergiffenis vraagt voor zijn collaboratie in de verwoesting en plundering van zijn eigen dorp. De brief is ook interessant wegens de namen van Godert's bondgenoten en familieleden: behalve natuurlijk zijn drie broers worden Baerent van Wyesch, zijn schoonvader, Johan en Jasper van Wyesch, zijn beide zwagers, genoemd.
Een van Godert's laatste daden was het doen opstellen van een acte in 1497 waarin hij namens zijn echtgenote afstand doet van het goed Willinck onder Zelhem, dat zijn schoonvader Berend van Wisch, en schoonmoeder Margarete van Camphusen en zwager Jasper van Wisch, aan het convent van IJzendoorn hadden geschonken.
Op 7 aug. 1478 had hij zijn echtgenote Henrica, dochter van heer Berend, bastaard van Wisch, nog getocht met het goed Renes, in 1501 opnieuw bevestigd, maar toen was Godert overleden en Henrica alweer opnieuw getrouwd met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Henrica van Wisch hetrouwde met Johan van Vianen van Rijsenborch.
Jacob wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1439. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
In het Nedersticht zijn drie judicialen van de bisschop van Utrecht bewaard gebleven:
op blz 99 : jaar 1435 Item Jacob van Twijlre is Fijen Moeijen soen ende is gecomen van Aernhem tot desen tuyghe ende vermet hem erffgenaam van desen guede nae sijn dode.
op blz 96: jaar 1442. Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren, dat hem kundich is dat Fije voerscreven geboeren waert in den jair doe men screeff negen des iersten jairs na den couden wijnter voerscreven omthrent alle Goits heyligen dage ende dat hem dyt te gehoegen is dat coemt toe want hem op die selve tijt een zuster geboeren waert dair he hoer ouder van weet. Ende Jacob voerscreven seecht dat Fije sijne ooms dochter is.
Scherpenzeels Leenboek Een rente van ƒ 5.- Karolus op het erf Groot Willaer. ..-.-14..: Jacob van ‘t Willaer, als getuige vermeld 1485, 107 fol. 19v.
Jacob had een Hofstede in Arnhem
2090 Burgerweeshuis te Arnhem Inventaris 9. Regesten Bookmark Delen Reageren Archiefdienst 40 Winant Ridder en Gelis ingen Nuwelant, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Wetten en zijn vrouw Aleit aan Derick van Wetten, Johans vader, een jaarrente van 2 oude schilden hebben overgedragen, te betalen met Pasen, uit hun thans door henzelf bewoonde huis en hofstede, gelegen in de Overstrate tussen huis en hofstede van Jacob van Twiller en huis en hofstede van Metken Scheeres Datering:
1439 februari 6 [des vridaegs na Sente-Agathendach, der heiliger joncfrouwen] NB:
a) Oorspr., inv.nr. 392; met de enigszins geschonden zegels der oorkonders in groene was. b) Afschrift, inv.nr. 501, folio 89 verso. c) Afschrift, inv.nr. 502, folio 108. In dorso van het oorspr.: "Jan van Raetyngen, in der Overstraete van tween schilden", "Modo Hermen van Schevichaven", "1439, N 67, Oeverstraat" en, in potlood "LB" en "N 61". Boven afschrift b) staat dat het hier het huis van Jan van Ratynghen betreft. Boven afschrift c) onder meer: "No. 67" en "... uuijt der weeduwe van zaliger Jan van Schevichaven huijs in der Oeverstraet staende, modo Arndt van Schevichaven, brouwer". Vindplaats: Gelders Archief
De Ned Leeuw 1912 kol 38.
Heyn van Aller, 1330. (Van Wiemen.) In de veertiende eeuw komt de naam Heyn voor Hendrik meer- \ malen voor. Hendrik van Aller, richter van Veluwe, 1342. (d'Ablaing van Giessenburg, de Ridderschap van Veluwe, blz. XXXII.) Henricus Servatii de Aller betaalt in 1379 tins namens Henric van Aller, den broeder van Servatius en namens Reiner van Blerinchorst
De ned Leeuw 1912 kol 38.
Claes van Aller, knape 1327. (Archief van Rhenen te Arnhem.) is mogelijk deze. Hij is tins verschuldigd wegens de hoeve Hengsier in 1379 en wegens de communitas de Wyese. ( Hengsier, Henxsler, Henkslaer is niet Harselaar, maar Hennekeler bij Luxool (Luxhale), in de nabijheid van Nijkerk.
Reyner Henricksz dienstman en herbergier te Putten, ontvangt 1437 het schoutambt Nijkerk in pand en op 9 juni 1438 (tezamen met Gerrit Snapper) de breuken in het dijkgraafschap van Putten en Nijkerk; schout te Putten, en als zodanig in 1443 vermeld als „die oudste peynder van den ampt 'van Putten"; neef van Reyner Berntz en zwager van Bernt Crede; overste-peynder te Nijkerk (1445) en Putten (1457); herhaaldelijk vermeld als „ordelwyser" in de bank van het Veluwsche landgericht te Putten en Nijkerk; trouwde in of voor 1450.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37. 30-5-1408: Jan van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Tekende de verbondsbrieven tussen Ridderschap, knechten en steden van Gelre in 1435 en 1436.
Het oudst bekende wapen van de Schrasserts is van Johan de Olden Schrasser, voorkomende op zegels uit 1435 - 1436 (overeenkomsten tussen steden, ridderschap, knechten van Gelre, aanwezig in het oud archief der gemeente Arnhem). Het zegel vertoont geheel boven in een effen schild naast elkander 3 vijfpuntige sterren, de bovenrand rakende.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
3-8-1422: Otto van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Gelders Archief, Archief Huis Hackfort, Toegang 0520, InvNr 29, d.d. 29 nov 1422:
Ghiisbert van Mekeren, Tydeman Quint en Zweder van Wagensvelde namens Otto van Scerpenzeell, en Petrus van den Gruuthuyts , kannunik van St. Walburg te Arnhem, Arnt van den Gruuthuys Goesensz. en Henrick van Aller, voor Goedert van den Gruuthuys Bartoltsz. en diens dochter Stynre, maken huwelijksvoorwaarden.)
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoordetot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs.
Uit C.L. Verkerk's Coulissen van de macht, vinden we een Bartoldus (Bertout) van den Gruthuus, die in 1373, '74 en '75 schepen van Arnhem was. Mogelijk was hij dezelfde die als één van de vijf broers Gercelys, Bertout, Arnt, Goedert en Goessen van den Gruuthuys vermeld wordt.
Wellicht dat Stijnre's vader dezelde is als Goedert van den Gruuthuys Bertouts soen, die vermeld wordt in 1422 als bezitter van het goed Broekhuizen in Velp en wellicht ook als Godert Barteltsoon van den Gruuthuys, oom van Johan van Gruuthuys, die gehuwd was met Johanna, en zoon was van Herman van den Gruuthuys en diens vrouw Aleyde. Dat zou betekenen dat voornoemde Herman een broer zou zijn van Godert Barteltsoon van den Gruuthuys.
NOTE: Verslagen en mededelingen van de vereniging Gelre, 1962:
Het patronaatsrecht van de St. Salvator-vicarie (in de Grote kerk teArnhem) behoorde in het begin van de 15de eeuw toe aan Gercelis vd G.'skleinzoon Godert Bartoldsz. van den Gruithuijs, gedurende vele jaren lidvan de Arnhemse stadsregering. Hij had bij zijn vrouw Lubbe van Baerminstens één zoon, Gercelis, en één dochter, Stijne.
Gelders Archief, Archief Huis Hackfort, Toegang 0520, InvNr 29, d.d. 29 nov 1422:
Ghiisbert van Mekeren, Tydeman Quint en Zweder van Wagensvelde namens Otto van Scerpenzeell, en Petrus van den Gruuthuyts , kannunik van St. Walburg te Arnhem, Arnt van den Gruuthuys Goesensz. en Henrick van Aller, voor Goedert van den Gruuthuys Bartoltsz. en diens dochter Stynre, maken huwelijksvoorwaarden.)
Hendrik van Aller, die in 1424 beleend werd met half Watergoor, behoordetot de huwelijksvrienden van Stijne van den Gruijthuijs.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
3-8-1422: Otto van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1429. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
Leeftijd aangenomen nav analogie van zoon Jacob gedocumenteerd als Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren in het jaar 1442
Jacob wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1439. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
In het Nedersticht zijn drie judicialen van de bisschop van Utrecht bewaard gebleven:
op blz 99 : jaar 1435 Item Jacob van Twijlre is Fijen Moeijen soen ende is gecomen van Aernhem tot desen tuyghe ende vermet hem erffgenaam van desen guede nae sijn dode.
op blz 96: jaar 1442. Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren, dat hem kundich is dat Fije voerscreven geboeren waert in den jair doe men screeff negen des iersten jairs na den couden wijnter voerscreven omthrent alle Goits heyligen dage ende dat hem dyt te gehoegen is dat coemt toe want hem op die selve tijt een zuster geboeren waert dair he hoer ouder van weet. Ende Jacob voerscreven seecht dat Fije sijne ooms dochter is.
De Ned Leeuw 1911 Kol 366 note 1
Vermoedelijk Arnoldus de Aleir. Lijstbezittingen van Herbern van Putten,1313
Vermeld in 1313 op de Lijst bezittingen Herbern van Putten. In de "Tegenwoordigen staat van Gelderland", pag. 496/497, lezen we: In het Landdrostampt van Veluwe, onder het schoutampt van Putten, een groot uur gaans bewesten Putten, ontmoet men een Heerenhuis en Hofstede "Ouden-Aller" genaamd. Men moet deze Hofstede onderscheiden van het oud adelijk goed "den Aller" het welk een weinig zuidoostwaarts van Ouden Aller ligt. Op het zelve staat behalve een oud Heerenhuis, het welk eene drooge graft ligt, een slechte boerenwoning. Aan dit goed "den Aller" heeft het geslacht Van Aller, voerende in sinopel eenen ossekop van zilver, gehoornd van goud, gewis zijnen naam ontleed.
De Ned Leeuw 1912 kol 38.
Heyn van Aller, 1330. (Van Wiemen.) In de veertiende eeuw komt de naam Heyn voor Hendrik meer- \ malen voor. Hendrik van Aller, richter van Veluwe, 1342. (d'Ablaing van Giessenburg, de Ridderschap van Veluwe, blz. XXXII.) Henricus Servatii de Aller betaalt in 1379 tins namens Henric van Aller, den broeder van Servatius en namens Reiner van Blerinchorst
De ned leeuw 1912 kol 38.
Servaes van Aller, ambtman van Paderborn, 1332 en in 1334. Servaes van Arleir en zijn zoon Bessel getuigen, 4 October 1340. Servaas van Aller moet het zijn, daar een geslacht van Arler geen Servaas of Bussel kent, en zegelende met een visch, eerst later in de landstreek opkomt. Mogelijk heeft Servaas van Aller op Arler, niet ver van Aller gewoond. Van Servaesgoede van Aller i n Kortenbusch betaalt later Reiner Germans van Blerinckhorst tins. (Thinsboek van Veluwe.) Hij zal in 1352 dood zijn, daar toen Arnoldus de Herten als ambtman van Paderborn voorkomt
Het wapen is identiek aan dat van de Heren en Heerlijkheid Scherpenzeel, die afstammen van het geslacht van Amersfoort (zie ook o.a. Leusden en Hoevelaken).
Het wapen komt zover bekend het eerst voor op zegels van Elynus van Scherpenzeel, die in 1402 schepen van Woudenberg was. Het wapen had als helmteken een zilveren lelie uit een blauwe vlucht. Tegen het einde van de 18e eeuw sterft het geslacht uit doordat Hendrik Jan Francois, baron van Scherpenzeel in 1765 kinderloos overlijdt. Het wapen blijft dan echter wel als heerlijkheidswapen bestaan. De eerste vermelding van de heerlijkheid dateert uit 1342, wanneer ene Tyman van Scherpenzeel als heer benoemd wordt.
Het wapen komt ook voor als dorpswapen van Rumpt, een heerlijheid die in bezit was van de Van Scherpenzeels.
De gelijknamige heerlijkheid werd door de Hoge Raad van Adel bevestigd in het gebruik van hetzelfde wapen.
Het wapen was eerst verleend op 20 juli 1816, maar is nooit officieel geworden door het niet ophalen van het wapendiploma en het niet betalen van de bijbehorende leges (destijds een paar gulden).
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37. 30-5-1408: Jan van Scherpenzeel, 110-1 fol. 39.
Schepen van Arnhem 1373,1374,1375
Uit C.L. Verkerk's Coulissen van de macht, vinden we een Bartoldus (Bertout) van den Gruthuus, die in 1373, '74 en '75 schepen van Arnhem was. Mogelijk was hij dezelfde die als één van de vijf broers Gercelys, Bertout, Arnt, Goedert en Goessen van den Gruuthuys vermeld wordt.
Wellicht dat Stijnre's vader dezelde is als Goedert van den Gruuthuys Bertouts soen, die vermeld wordt in 1422 als bezitter van het goed Broekhuizen in Velp en wellicht ook als Godert Barteltsoon van den Gruuthuys, oom van Johan van Gruuthuys, die gehuwd was met Johanna, en zoon was van Herman van den Gruuthuys en diens vrouw Aleyde. Dat zou betekenen dat voornoemde Herman een broer zou zijn van Godert Barteltsoon van den Gruuthuys.
NOTE: Verslagen en mededelingen van de vereniging Gelre, 1962:
Het patronaatsrecht van de St. Salvator-vicarie (in de Grote kerk teArnhem) behoorde in het begin van de 15de eeuw toe aan Gercelis vd G.'skleinzoon Godert Bartoldsz. van den Gruithuijs, gedurende vele jaren lidvan de Arnhemse stadsregering. Hij had bij zijn vrouw Lubbe van Baerminstens één zoon, Gercelis, en één dochter, Stijne.
Hendrik, heer van Wisch, overleden tussen 15.7.1387 en 1390, zoon van Dirk, heer van Wisch, en van Agnes van Apeltern. Voor het eerst vermeld op 5.9.1372 als heer van Wisch. Daar blijkt uit dat hij met de heer van Borculo en Peter van Steenbergen Arnhem voor Willem van Gulik had ingenomen. Uit een oorkonde d.d. 21.2.1372 blijkt dat hij met zijn broers Robrecht en Dirk en met de heren van Bronhorst en Borculo tot de Gulikse partij behoorde. Hendrik, heer van Wisch, zegelde voor het laatst op 15.7.1387 (voor hertog Willem). Zijn gelijknamige zoon Hendrik, wordt in 1390, voor het eerst als heer van Wisch vermeld en is dan nog onmondig zodat zijn oom Robert voor hem zegelde. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Vader Hendrik zal dus overleden zijn tussen 15.7.1387 en 1390.
Hendrik van Wisch, heer van Wisch, overleden voor 1448. In 1390 voor het eerst als heer van Wisch vermeld. Aangezien hij nog onmondig was, zegelde toen zijn oom Robert voor hem. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Wordt op 12.9.1386 en 20.5.1424 als knaap vermeld, en op 4.5.1427 en 13.6.1447 als ridder. Tr. Irmgard van Wittgenstein. Hendrik van Wisch had een bastaardzoon:
Het Willaer in Scherpenzeel
De naam t’ Willaer wordt voor het eerst genoemd in een document uit 1357.
Domarchief Utrecht nr 1378; 17-06-1357 (St Adolfsdag).
Daarin ruilt de dom-
proost van Utrecht een tijns met ridder Diederick van Lienden uit het goed Podelpoel in IJzerdoorn.
Het wordt geruild tegen een aantal tijnsen in Maarn en Scherpenzeel. Éen van die tijnzen in Scherpenzeel betreft een tijns van twee schellingen uit het goed ‘t Willaer, dat eigendom is van ridder Gijsbrecht van Sterckenberch die zelf op kasteel de Sterkenburg in Driebergen woonde.
http://www.vantwillert.net/album/geneafo/HuisHackfort.htm
Inventaris 288
Transcriptie (Peter van den Born) Alle den ghenen die desen brief sullen sien of horen lesen doe ic verstaen Ghiselbert van Twyller Jacobs zoon als een hof van den erve toe Wittenborch dat ghecomen syn Gode van Wyttenborch ende Lubborch syn echte wyff vor nu vor den richter ende vor tynsgenoten die hier na bescreven staen ende hebben nu opghedraghen den rechten eyghendom van den erve to Wyttenberch eghen ende eyndenA alst gheleghen is ende syt van nu helden to tynse jarlix om enen groten te tynse op sinte Mertensdach daer men bier ende broet mede copen mach welke vorss[eide] Wyttenberch ic hier verliet hebbeB ende verlie den rechten eyghendom Rutger Jacobs zoen ende Matgriten syne wive behouden? nu ende mine nacomelinghe enen tynd als vorss[eid] is daer die gheseide minen vier tynsghenoten als Johan van Scerpenzel Claes van Colvenscoten Evert van Arler Zweder van Glashorst ende ander vele gude lude in ord de des briefs besegelen want ic Ghisebert vorss[eid] als een hof op desen tyt ghene segel en hebbe daerom hebbe ic gebeden Johan van Scerpenzel als een tynghenote desen brief over nu te besegelen ende ic Johan vorss[eid] om beden will Ghiselbert vorghenoemt ende ic daer mede over sat als een tynsghenoet daerom soe hebbe ic desen brief besegelt mit minen segel want ic Meus van den Broke hier mede over sat als een richter daerom heb ic desen brief mede besegelt mit minen segel mit den hof ghegheven int jaer onses Heren dusent driehondert twe ende tseventich op sinte Katherienen dach.
BEWERKT UIT "SCHERPENZEELSE BOERDERIJEN EN HUN BEWONERS" door Henk van Woudenberg.
Hofstede Wittenberg van 1372-1933. De boerderij Wittenberg ligt al eeuwenlang te noordweste van Scherpenzeel. Van deze boerderij bestaat een heel oude akte uit 1372. Een bijzondere akte die een kijkje geeft in de situatie vaneen groot deel van Scherpenzeel in die tijd. Wat is er aan de hand? Wittenberg is verkocht en deze verkoop moet worden geregistreerd. Dat doet men in die tijd voor "een hof van den erve toe Wittenborch", het zogenaamde tijnshof met aan het hoofd de tijnsheer, de eigenaar van het gerecht waartoe Wittenberg behoort. Die tijnsheer heet Gijsbert Jacobsz van Twiller. Gezien zijn achternaam is hij eigenaar van ´t Willaer. Bij zo´n registratie zijn er ook getuigen aanwezig. Deze zogenaamde tijnsgenoten hebben ook bezittingen in hetzelfde gerecht. Het zijn in dit geval Elias van Colvenscoten, Ernst van Orlo (Orel), Sweder van Glashorst en Johan van Scherpenzeel. Als we aannemen dat deze mannen zich ook naar hun bezit hebben genoemd; Kolfschoten, Orel en Glashorst, dan blijkt dat de tijnshof Twiller in ieder geval ongeveer een derde deel van het huidige Scherpenzeel omvatte. Johan van Scherpenzeel speelt een aparte rol. Gijsbert Jacobsz van Twiller heeft op dat moment zijn zegel niet bij de hand. Daarom vraagt hij Johan van Scherpenzeel om namens hem te zegelen. De bezittingen van Johan van Scherpenzeel binnen dit gerecht zijn niet bekend. Geschiedschrijvers vermoedden al dat er vroeger kleinere gerechten geweest moeten zijn, die op een gegeven moment samengevoegd worden. Zo is Scherpenzeel waarschijnlijk ook ontstaan en één van de gerechten heette Twiller. De naam Wittenberg staan in de akte als Wyttenborch. Dus borch in plaats van berg. Het woord borch komt terug in het woord burcht dat erop zou kunnen duiden dat er een versterkt huis heeft gestaan.
Tot zover de achtergrond van de akte. Want wie verkochten en wie kochten Wittenberg? Hun namen staan ook in de akte. Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lubborch verkopen het aan Rutger Jacobsz en zijn vrouw Margriet. Achternamen hebben de vrouwen in die tijd nog niet. De nieuwe eigenaren moeten jaarlijks op St. Maarten (11 nov.) een bedrag, een tijns, aan de tijnsheer betalen. In dit geval "enen groten"" daer men bier ende broet mee copen mach. "Enen groten" is een geldstuk met de naam "een grote konings toernooi". Blijkbaar mag men in plaats van geld ook betalen met bier en brood. In deze akte wordt ook de eerst bekende schout van Scherpenzeel genoemd: richter Meus van den Broke. In 1416 komt ´Wittenberch´ voor in een lijst van de erven die tiend moeten betalen aan de St. Paulusabdij uit Utrecht. In 1467 moet de nalatenschap van Otto, heer van Scherpenzeel verdeeld worden 3 . Zijn oudste zoon Godert/Gerrit erft de heerlijkheid Scherpenzeel en nu moet de rest gedeeld worden met zijn drie broers Dirck, Goosen en Carcelis van Scherpenzeel. Dirck van Scherpenzeel krijgt Wittenberg toebedeeld met honderd Averlandse Keurvorsten Rijnsgulden. Dit geld wordt omgezet in een hypotheek die niet binnen zes jaar mag worden afgelost. Godert/Gerrit moet zijn broer elk jaar 5 Rijnsgulden rente betalen. Broer Goosen krijgt twee jaar lang de opbrengst van het hout uit de Scherpenzeelse bossen. Broer Carcelis krijgt het geld dat zijn vader tegoed had van de Hertog van Gelre. In 1476 blijkt Godert/Gerrit van Scherpenzeel eigenaar te zijn in plaats van zijn broer Dirck.
Gijsbert wordt genoemd als leenman in de leenboeken uit 1429. brief van J.W van Maren Scherpenzeel-1979
Leeftijd aangenomen nav analogie van zoon Jacob gedocumenteerd als Item aldus tuycht Jacob van Twijlre, out ommethrent van 50 jaeren in het jaar 1442
Het wapen is identiek aan dat van de Heren en Heerlijkheid Scherpenzeel, die afstammen van het geslacht van Amersfoort (zie ook o.a. Leusden en Hoevelaken).
Het wapen komt zover bekend het eerst voor op zegels van Elynus van Scherpenzeel, die in 1402 schepen van Woudenberg was. Het wapen had als helmteken een zilveren lelie uit een blauwe vlucht. Tegen het einde van de 18e eeuw sterft het geslacht uit doordat Hendrik Jan Francois, baron van Scherpenzeel in 1765 kinderloos overlijdt. Het wapen blijft dan echter wel als heerlijkheidswapen bestaan. De eerste vermelding van de heerlijkheid dateert uit 1342, wanneer ene Tyman van Scherpenzeel als heer benoemd wordt.
Het wapen komt ook voor als dorpswapen van Rumpt, een heerlijheid die in bezit was van de Van Scherpenzeels.
De gelijknamige heerlijkheid werd door de Hoge Raad van Adel bevestigd in het gebruik van hetzelfde wapen.
Het wapen was eerst verleend op 20 juli 1816, maar is nooit officieel geworden door het niet ophalen van het wapendiploma en het niet betalen van de bijbehorende leges (destijds een paar gulden).
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Scherpenzeel:
1-4-1377: Jan van Scherpenzeel, 109-a fol. 4. ..-.-13..: Jan van Scherpenzeel met lijftocht van Elisabeth, zijn moeder, 109-b fol. 37.
Hendrik, heer van Wisch, overleden tussen 15.7.1387 en 1390, zoon van Dirk, heer van Wisch, en van Agnes van Apeltern. Voor het eerst vermeld op 5.9.1372 als heer van Wisch. Daar blijkt uit dat hij met de heer van Borculo en Peter van Steenbergen Arnhem voor Willem van Gulik had ingenomen. Uit een oorkonde d.d. 21.2.1372 blijkt dat hij met zijn broers Robrecht en Dirk en met de heren van Bronhorst en Borculo tot de Gulikse partij behoorde. Hendrik, heer van Wisch, zegelde voor het laatst op 15.7.1387 (voor hertog Willem). Zijn gelijknamige zoon Hendrik, wordt in 1390, voor het eerst als heer van Wisch vermeld en is dan nog onmondig zodat zijn oom Robert voor hem zegelde. In 1395 zegelde hij zelfstandig. Vader Hendrik zal dus overleden zijn tussen 15.7.1387 en 1390.
Ghisebert wordt genoemd in Gelders Archief 0520 Huis Hackfort als zijnde Jacobszoon.
Inv 11 Ghiselbert van Twiller Jacobszoon, als "hof" van het goed te Wittenborch, oorkondt, dat Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lobborch mede ten overstaan van richter en tynsgenoten, het goed te Wittenborch overdragen aan Rutgher Jacobsz. en diens vrouw Margryte.
Het Willaer in Scherpenzeel
De naam t’ Willaer wordt voor het eerst genoemd in een document uit 1357.
Domarchief Utrecht nr 1378; 17-06-1357 (St Adolfsdag).
Daarin ruilt de dom-
proost van Utrecht een tijns met ridder Diederick van Lienden uit het goed Podelpoel in IJzerdoorn.
Het wordt geruild tegen een aantal tijnsen in Maarn en Scherpenzeel. Éen van die tijnzen in Scherpenzeel betreft een tijns van twee schellingen uit het goed ‘t Willaer, dat eigendom is van ridder Gijsbrecht van Sterckenberch die zelf op kasteel de Sterkenburg in Driebergen woonde.
http://www.vantwillert.net/album/geneafo/HuisHackfort.htm
Inventaris 288
Transcriptie (Peter van den Born) Alle den ghenen die desen brief sullen sien of horen lesen doe ic verstaen Ghiselbert van Twyller Jacobs zoon als een hof van den erve toe Wittenborch dat ghecomen syn Gode van Wyttenborch ende Lubborch syn echte wyff vor nu vor den richter ende vor tynsgenoten die hier na bescreven staen ende hebben nu opghedraghen den rechten eyghendom van den erve to Wyttenberch eghen ende eyndenA alst gheleghen is ende syt van nu helden to tynse jarlix om enen groten te tynse op sinte Mertensdach daer men bier ende broet mede copen mach welke vorss[eide] Wyttenberch ic hier verliet hebbeB ende verlie den rechten eyghendom Rutger Jacobs zoen ende Matgriten syne wive behouden? nu ende mine nacomelinghe enen tynd als vorss[eid] is daer die gheseide minen vier tynsghenoten als Johan van Scerpenzel Claes van Colvenscoten Evert van Arler Zweder van Glashorst ende ander vele gude lude in ord de des briefs besegelen want ic Ghisebert vorss[eid] als een hof op desen tyt ghene segel en hebbe daerom hebbe ic gebeden Johan van Scerpenzel als een tynghenote desen brief over nu te besegelen ende ic Johan vorss[eid] om beden will Ghiselbert vorghenoemt ende ic daer mede over sat als een tynsghenoet daerom soe hebbe ic desen brief besegelt mit minen segel want ic Meus van den Broke hier mede over sat als een richter daerom heb ic desen brief mede besegelt mit minen segel mit den hof ghegheven int jaer onses Heren dusent driehondert twe ende tseventich op sinte Katherienen dach.
BEWERKT UIT "SCHERPENZEELSE BOERDERIJEN EN HUN BEWONERS" door Henk van Woudenberg.
Hofstede Wittenberg van 1372-1933. De boerderij Wittenberg ligt al eeuwenlang te noordweste van Scherpenzeel. Van deze boerderij bestaat een heel oude akte uit 1372. Een bijzondere akte die een kijkje geeft in de situatie vaneen groot deel van Scherpenzeel in die tijd. Wat is er aan de hand? Wittenberg is verkocht en deze verkoop moet worden geregistreerd. Dat doet men in die tijd voor "een hof van den erve toe Wittenborch", het zogenaamde tijnshof met aan het hoofd de tijnsheer, de eigenaar van het gerecht waartoe Wittenberg behoort. Die tijnsheer heet Gijsbert Jacobsz van Twiller. Gezien zijn achternaam is hij eigenaar van ´t Willaer. Bij zo´n registratie zijn er ook getuigen aanwezig. Deze zogenaamde tijnsgenoten hebben ook bezittingen in hetzelfde gerecht. Het zijn in dit geval Elias van Colvenscoten, Ernst van Orlo (Orel), Sweder van Glashorst en Johan van Scherpenzeel. Als we aannemen dat deze mannen zich ook naar hun bezit hebben genoemd; Kolfschoten, Orel en Glashorst, dan blijkt dat de tijnshof Twiller in ieder geval ongeveer een derde deel van het huidige Scherpenzeel omvatte. Johan van Scherpenzeel speelt een aparte rol. Gijsbert Jacobsz van Twiller heeft op dat moment zijn zegel niet bij de hand. Daarom vraagt hij Johan van Scherpenzeel om namens hem te zegelen. De bezittingen van Johan van Scherpenzeel binnen dit gerecht zijn niet bekend. Geschiedschrijvers vermoedden al dat er vroeger kleinere gerechten geweest moeten zijn, die op een gegeven moment samengevoegd worden. Zo is Scherpenzeel waarschijnlijk ook ontstaan en één van de gerechten heette Twiller. De naam Wittenberg staan in de akte als Wyttenborch. Dus borch in plaats van berg. Het woord borch komt terug in het woord burcht dat erop zou kunnen duiden dat er een versterkt huis heeft gestaan.
Tot zover de achtergrond van de akte. Want wie verkochten en wie kochten Wittenberg? Hun namen staan ook in de akte. Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lubborch verkopen het aan Rutger Jacobsz en zijn vrouw Margriet. Achternamen hebben de vrouwen in die tijd nog niet. De nieuwe eigenaren moeten jaarlijks op St. Maarten (11 nov.) een bedrag, een tijns, aan de tijnsheer betalen. In dit geval "enen groten"" daer men bier ende broet mee copen mach. "Enen groten" is een geldstuk met de naam "een grote konings toernooi". Blijkbaar mag men in plaats van geld ook betalen met bier en brood. In deze akte wordt ook de eerst bekende schout van Scherpenzeel genoemd: richter Meus van den Broke. In 1416 komt ´Wittenberch´ voor in een lijst van de erven die tiend moeten betalen aan de St. Paulusabdij uit Utrecht. In 1467 moet de nalatenschap van Otto, heer van Scherpenzeel verdeeld worden 3 . Zijn oudste zoon Godert/Gerrit erft de heerlijkheid Scherpenzeel en nu moet de rest gedeeld worden met zijn drie broers Dirck, Goosen en Carcelis van Scherpenzeel. Dirck van Scherpenzeel krijgt Wittenberg toebedeeld met honderd Averlandse Keurvorsten Rijnsgulden. Dit geld wordt omgezet in een hypotheek die niet binnen zes jaar mag worden afgelost. Godert/Gerrit moet zijn broer elk jaar 5 Rijnsgulden rente betalen. Broer Goosen krijgt twee jaar lang de opbrengst van het hout uit de Scherpenzeelse bossen. Broer Carcelis krijgt het geld dat zijn vader tegoed had van de Hertog van Gelre. In 1476 blijkt Godert/Gerrit van Scherpenzeel eigenaar te zijn in plaats van zijn broer Dirck.
Wordt genoemd in lijst van leenmannen in De lenen van Wijk 1355-1664(1667) (Wijk bij Duurstede) onder Renswoude
17-3-1417: Elias van Scherpenzeel Eliasz. met lijftocht van Beatrijs, zijn vrouw, bevestigd door Adolf van Ruitenberg, 110-1 fol. 40.
Door nog onbekende oorzaak was Woudenberg uit het bezit van het gelijknamige geslacht geraakt. Waarschijnlijk is deze Elias dezelfde die we later in de veertiende eeuw tegenkomen in Woerden en omgeving. Deze komt in 1369 als knaap voor onder de leenmannen van Ghyote, vrouwe van Egmond, en wordt vermeld als "neef van de leenheer". In 1376, tijdens de Utrechtse oorlog, houdt hij, in opdracht van hertog Aelbrecht, met 20 gewapende mannen het huis Woerden. Voor iedere dag zal hij 4 oude schilden ontvangen, hetgeen neekwam op een bedrag van 804 oude schilden. Elias en zijn mannen weten het dus 201 dagen uit te houden. De hertog beleent hem op 17.1.1376 voor dat bedrag met 12 morgen te Alphen, 8 morgen in Hedikendorp, 8 morgen aan de Linschoten en 4 morgen in Cattenbroek.
In 1383 worden Elias van Woudenberg en zijn medeplichtigen door de paus veroordeeld om de door hen sedert 1378 toege eigende goederen Engbroek en Ten Horst aan het kapittel ten Dom terug te geven, op straffe van excommunicatie. In het jaar daarop verbindt Elias zich om het kapittel niet meer te hinderen in het bezit van voornoemde goederen, waarna bisschop Florens, als scheidsrechter de goederen aan het kapiottel toewijst. Elias wordt op 7.5.1398 opgeroepen voor de tocjt naar Friesland en overlijdt na 13.12.1399. Waarschijnlijk is hij dezelfde die van 1367 tot 1397 als getuige wordt vermeld in de leenregisters van IJsselstein. Hij bouwt het huis Woudenberg te Woerden, dat heeft gestaan op Geestdorp nr. 33, waar zich thans nog een boerderij bevindt met de naam
Heer GYSBERT, Heer van Bronckhorst; volgens de deeling van 1328. zal hij Bronckhorst hebben. — Hij Ridder en Raed van Hertog REYNALD is getuige bij de Privilegien van Harderwyk 1348. (Schrabbert Hard.). Hij ontset den Bisschop van Utrecht JAN van Arckel, en brandt Goor af, door den Hertog van Gelre en den Graaf van Holland geholpen; (Monen Deventer) Heer van Bronckhorst en van Batenburg 1351. (Orig. mihi.). Hij sterft 1356. Zijne vrouw was CATHARINA van Leefdael, dochter van Heer ROGIER van Leefdael, Heer van Oorschot en Beeck, en van AGNES Gravin van Cleef, die hem veele Goederen in Braband ten Huwelijk bragt. Zij is 1361. gestorven.”
Heer GYSBERT, Heer van Bronckhorst; volgens de deeling van 1328. zal hij Bronckhorst hebben. — Hij Ridder en Raed van Hertog REYNALD is getuige bij de Privilegien van Harderwyk 1348. (Schrabbert Hard.). Hij ontset den Bisschop van Utrecht JAN van Arckel, en brandt Goor af, door den Hertog van Gelre en den Graaf van Holland geholpen; (Monen Deventer) Heer van Bronckhorst en van Batenburg 1351. (Orig. mihi.). Hij sterft 1356. Zijne vrouw was CATHARINA van Leefdael, dochter van Heer ROGIER van Leefdael, Heer van Oorschot en Beeck, en van AGNES Gravin van Cleef, die hem veele Goederen in Braband ten Huwelijk bragt. Zij is 1361. gestorven.”
Diederik VI (Diederik IV volgens een andere telling)[1] (1185-1260) was de oudste zoon van graaf Diederik V van Kleef en Margaretha van Holland. Rond 1198 volgde hij zijn vader op als minderjarige en werd de echte stichter van de staat Kleef. Diederik bevorderde de nederzettingen en stichtte vele gemeenten en steden, zoals Kleef, Kalkar en Wesel. In de Loonse oorlog koos hij in 1203 partij voor zijn nicht Ada. Hij stelde zich op als een trouw aanhanger van de keizer Frederik II. In de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog van 1248, koos hij partij tegen het Huis Dampierre en verwierf zo Gehlen, Castrop, Mengede, Hülchrat, het bosgraafschap Wesel en de voogdij van Willibrord in Wesel en Dinslaken en verstevigde zijn positie aan de Beneden-Rijn.
Diederik VII (Diederik V volgens een andere telling)[1] (-1275) was een zoon van graaf Diederik VI van Kleef en diens tweede echtgenote Hedwig van Meißen. In 1245 volgt hij zijn stiefbroer Diederik op als graaf van Dinslaken en in 1260 zijn vader als graaf van Kleef. Zoals zijn voorgangers leefde hij op gespannen voet met de aartsbisschoppen van Keulen en de graven van Berg, Holland en Gelre. Hij zette ook de nederzettingspolitiek en de stedenpolitiek van zijn voorganger voort en verwierf o.m. Saffenberg en Kervenheim.
Raad van de Bisschop van Utrecht
Diederik VI (Diederik IV volgens een andere telling)[1] (1185-1260) was de oudste zoon van graaf Diederik V van Kleef en Margaretha van Holland. Rond 1198 volgde hij zijn vader op als minderjarige en werd de echte stichter van de staat Kleef. Diederik bevorderde de nederzettingen en stichtte vele gemeenten en steden, zoals Kleef, Kalkar en Wesel. In de Loonse oorlog koos hij in 1203 partij voor zijn nicht Ada. Hij stelde zich op als een trouw aanhanger van de keizer Frederik II. In de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog van 1248, koos hij partij tegen het Huis Dampierre en verwierf zo Gehlen, Castrop, Mengede, Hülchrat, het bosgraafschap Wesel en de voogdij van Willibrord in Wesel en Dinslaken en verstevigde zijn positie aan de Beneden-Rijn.
Hij sloot zich in de politiek bij Holland aan, en komt ook later voor onder de ‘fideles et familiares’ van de rooms-koning Willem II van Holland. Vermoedelijk is onder zijn bewind de dam in de Amstel gelegd, waaraan Amsterdam zijn naam ontleent. Eind 1251 komt hij samen met omstreekse boeren in opstand tegen Hendrik van Vianden, de bisschop van Utrecht. Volgens (H. Brugmans en W.A. van Spaen) werd hij op 16 juni van dat jaar niet ver van Utrecht door de Stichtse troepen verslagen, en met zijn bondgenoot Herman V van Woerden gevankelijk, aan de bisschops paard gebonden, te Utrecht binnengebracht. Op aandrang van de roomsche-koning, die dezelfden dag in de stad was aangekomen, werden de gevangenen in vrijheid gesteld en werd de vrede gesloten
Gijsbrecht smaen met Gerard van Velsen en Herman van Woerden vermoordden hun leenheer Graaf Floris V
Gijsbrecht was rond 1290 een van de belangrijkste Hollandse edellieden. In 1291 nam hij de eerste plaats in de raad, die 's Graven gemalin Beatrix, tijdens de afwezigheid van haren gemaal, ter zijde stond. Kort daarna beraamde hij samen met de leenmannen Gerard van Velsen en Herman VI van Woerden het plan om hun leenheer, graaf Floris V van Holland, te ontvoeren en op te sluiten in het Muiderslot. Na de doodslag van Floris V (in 1296), wist Gijsbrecht te ontsnappen. Tijdens zijn ontsnapping wist lijf en goed te verbeuren, hij vluchtte naar Vlaanderen, vertoonde zich nog te Veere om graaf Jan van Avesnes zijne opwachting te maken, toch moest hij opnieuw vluchten. De rest van zijn leven bracht hij in ballingschap door in het hertogdom Brabant. Later was hij in de Betuwe gevestigd (de omgeving van Oss). Na 1303 wordt hij niet meer genoemd. De motieven van Gijsbrecht voor de ontvoering zijn nooit helemaal duidelijk geworden, maar houden naar alle waarschijnlijkheid verband met de politieke keuzes (plotseling het Engelse kamp verlaten en de Franse zijde kiezen n.a.v. onenigheid met Vlaanderen) van Floris V
Floris overleed aan de pest tijdens een kruistocht
Hij sloot zich in de politiek bij Holland aan, en komt ook later voor onder de ‘fideles et familiares’ van de rooms-koning Willem II van Holland. Vermoedelijk is onder zijn bewind de dam in de Amstel gelegd, waaraan Amsterdam zijn naam ontleent. Eind 1251 komt hij samen met omstreekse boeren in opstand tegen Hendrik van Vianden, de bisschop van Utrecht. Volgens (H. Brugmans en W.A. van Spaen) werd hij op 16 juni van dat jaar niet ver van Utrecht door de Stichtse troepen verslagen, en met zijn bondgenoot Herman V van Woerden gevankelijk, aan de bisschops paard gebonden, te Utrecht binnengebracht. Op aandrang van de roomsche-koning, die dezelfden dag in de stad was aangekomen, werden de gevangenen in vrijheid gesteld en werd de vrede gesloten
Hij sloot zich in de politiek bij Holland aan, en komt ook later voor onder de ‘fideles et familiares’ van de rooms-koning Willem II van Holland. Vermoedelijk is onder zijn bewind de dam in de Amstel gelegd, waaraan Amsterdam zijn naam ontleent. Eind 1251 komt hij samen met omstreekse boeren in opstand tegen Hendrik van Vianden, de bisschop van Utrecht. Volgens (H. Brugmans en W.A. van Spaen) werd hij op 16 juni van dat jaar niet ver van Utrecht door de Stichtse troepen verslagen, en met zijn bondgenoot Herman V van Woerden gevankelijk, aan de bisschops paard gebonden, te Utrecht binnengebracht. Op aandrang van de roomsche-koning, die dezelfden dag in de stad was aangekomen, werden de gevangenen in vrijheid gesteld en werd de vrede gesloten
Floris overleed aan de pest tijdens een kruistocht
Otto IV/ I van Bentheim, graaf/Burggraaf van Coevorden, geboren rond 1135, overleden rond 1207/08. Otto vergezelt zijn moeder op haar tweede tocht naar Jeruzalem in 1173 waar zij ook ook is overleden,
Hij is op 23 en 27 Mei 1182 aan het hof van de Duitse Keizer te Mainz, hij neemt deel aan de derde Kruistocht in 1189. Tr. voor 1172, Alveradis van Arnsberg, geboren rond 1140, overleden na 1205.
volgde zijn vader Dirk V op als graaf van Holland 1091, voerde als eerste de titel graaf van Holland 1101 als leenman van de Utrechtse bisschop, nam geen deel aan de eerste kruistocht 1096 maar stimuleerde nieuwe veenontginningen bij de grote rivieren
Gerard I is de stamvader van de graven van Gelre uit het huis Wassenberg, dat in 1371 in mannelijke lijn uitstierf. Gerard vernoemde zich zowel naar Wassenberg als naar Gelre. Hij had één zoon, die hem opvolgde als Gerard II van Gelre.
Hij wordt in 1096 ook als landgraaf geattesteerd in een keizerlijke oorkonde: MGH Diplomata Henrici IV nr. 459: Gerardus lantgrave, waarschijnlijk met betrekking tot een rijksleen in de Teisterbant.
vermeld 1121-1167; vermoordt de Zwarte Floris (broer van de Hollandse Graaf), wegens belediging van zijn nichtje, de erfdochter van Rode; wordt verbannen en zijn bezittingen worden verwoest, maar uiteindelijk bouwer van het kasteel van Grave.
In de jaren '30 van de twaalfde eeuw vochten Herman, Godfried en hun oom Andries van Cuijk, een conflict uit met Floris de Zwarte en zijn broer Dirk VI van Holland. Dit is beschreven in het artikel over Godfried. Als gevolg daarvan werd Herman verdreven uit zijn kasteel bij Lexmond en bouwde hij een nieuw kasteel op veilige afstand van Holland, aan de Maas. Op die plaats is later het stadje Grave ontstaan. Naast heer van Cuijk werd Herman uiteindelijk stadsgraaf van Utrecht en voogd van het kapittel van Sint-Servatius te Maastricht
onder voogdij van zijn stiefvader Robrecht de Fries 1061-1071, zag zijn landen bij Rijnland en Westflinge vervallen verklaard aan Utrecht bij oorkonde van keizer Hendrik IV 30 apr. 1064, verdreven uit Kennemerland 1071 doch werd opnieuw aangesteld tot graaf na de moord op hertog Godfried II 'met de Bult' 1076, onttrok de Zuid-Hollandse eilanden aan de macht van de Utrechtse bisschop en nam de sterkte IJsselmonde in juni 1076, steunde in de Constituurstrijd de pauselijke partij (1078)
volgde zijn vader Dirk V op als graaf van Holland 1091, voerde als eerste de titel graaf van Holland 1101 als leenman van de Utrechtse bisschop, nam geen deel aan de eerste kruistocht 1096 maar stimuleerde nieuwe veenontginningen bij de grote rivieren
vermeld 1121-1167; vermoordt de Zwarte Floris (broer van de Hollandse Graaf), wegens belediging van zijn nichtje, de erfdochter van Rode; wordt verbannen en zijn bezittingen worden verwoest, maar uiteindelijk bouwer van het kasteel van Grave.
In de jaren '30 van de twaalfde eeuw vochten Herman, Godfried en hun oom Andries van Cuijk, een conflict uit met Floris de Zwarte en zijn broer Dirk VI van Holland. Dit is beschreven in het artikel over Godfried. Als gevolg daarvan werd Herman verdreven uit zijn kasteel bij Lexmond en bouwde hij een nieuw kasteel op veilige afstand van Holland, aan de Maas. Op die plaats is later het stadje Grave ontstaan. Naast heer van Cuijk werd Herman uiteindelijk stadsgraaf van Utrecht en voogd van het kapittel van Sint-Servatius te Maastricht
Godfried was neef van bisschop Andries van Cuijk van Utrecht en werd door hem tot burggraaf van Utrecht benoemd. Samen met zijn moeder en zijn broer stichtte hij de Norbertijnerabdij van Mariënweerd. Hij trouwde met Ida, de erfdochter van Frederik van Werl-Arnsberg, en werd zo graaf van Arnsberg. Toen Godfrieds familie een huwelijk van een van hun nichten met Floris de Zwarte blokkeerde, verzamelde Floris een leger en viel het bisdom Utrecht binnen. Hij bezette de stad Utrecht en plunderde de Cuijkse bezittingen. Godfried en zijn broer Herman van Cuijk (1100-1170) verzamelden op hun beurt een leger een trokken naar Utrecht. Buiten de stad stuitten ze bij Abstede op Floris die daar aan het jagen was. Floris probeerde te vluchten maar zijn paard viel, waarna hij werd gegrepen en gedood (1133). Floris' broer Dirk VI van Holland en zijn neef keizer Lotharius III van Supplinburg hadden nu een persoonlijke vete met het huis van Cuijk. Dirk verwoestte de Cuijkse bezittingen en Lotharius bezette Arnsberg en nam Godfried en zijn broers al hun titels af.
In 1136 stelden twaalf edelen zich borg voor de leden van het huis van Cuijck en werd hun straf verzacht. Ze kregen hun persoonlijke bezittingen terug maar niet hun leengoederen. Lotharius overleed in 1137 en zijn opvolger Koenraad III van Hohenstaufen herstelde Andries als bisschop van Utrecht en gaf Godfried en Herman ook hun leengoederen terug. Door de bemiddeling van Andries werd de vrede tussen Dirk en Herman en Godfried ook weer hersteld. Herman moest Dirk voortaan als zijn heer erkennen. De kloosterlingen van Mariënweerd moesten iedere dag voor het zielenheil van Floris de Zwarte bidden. De kinderen van Dirk en Godfried, Otto I van Bentheim en Alveradis van Cuijck, trouwden met elkaar. Godfried maakte carrière aan het hof, eerst onder Koenraad en daarna onder Frederik I van Hohenstaufen. Hij vergezelde deze keizers onder andere op reizen naar Italië.
vermeld 1121-1167; vermoordt de Zwarte Floris (broer van de Hollandse Graaf), wegens belediging van zijn nichtje, de erfdochter van Rode; wordt verbannen en zijn bezittingen worden verwoest, maar uiteindelijk bouwer van het kasteel van Grave.
In de jaren '30 van de twaalfde eeuw vochten Herman, Godfried en hun oom Andries van Cuijk, een conflict uit met Floris de Zwarte en zijn broer Dirk VI van Holland. Dit is beschreven in het artikel over Godfried. Als gevolg daarvan werd Herman verdreven uit zijn kasteel bij Lexmond en bouwde hij een nieuw kasteel op veilige afstand van Holland, aan de Maas. Op die plaats is later het stadje Grave ontstaan. Naast heer van Cuijk werd Herman uiteindelijk stadsgraaf van Utrecht en voogd van het kapittel van Sint-Servatius te Maastricht
volgde zijn broer Dirk IV op als graaf van Holland 1049-1061, trachtte zijn macht uit te breiden in de Bommelerwaard doch werd vermoord bij Nederhemert 28 juni 1061 door een handlanger van bisschop Willem van Cuijk
onder voogdij van zijn stiefvader Robrecht de Fries 1061-1071, zag zijn landen bij Rijnland en Westflinge vervallen verklaard aan Utrecht bij oorkonde van keizer Hendrik IV 30 apr. 1064, verdreven uit Kennemerland 1071 doch werd opnieuw aangesteld tot graaf na de moord op hertog Godfried II 'met de Bult' 1076, onttrok de Zuid-Hollandse eilanden aan de macht van de Utrechtse bisschop en nam de sterkte IJsselmonde in juni 1076, steunde in de Constituurstrijd de pauselijke partij (1078)
De Heren van Cuijk komen van oorsprong uit de Betuwe. Vanaf de 11e eeuw zijn zij ‘historisch aantoonbaar’. De naam Cuijk (Henricus de Kuc of Kuyc) wordt voor het eerst in 1096 in een oorkonde vermeld. De leenmannen noemden zich naar de hoofdplaats Cuijk in hun leengebied "van Cuijk". Het geslacht van Cuijk is afkomstig uit de gouw Teisterbant. Vooral rondom Geldermalsen en Meteren had de familie veel goederen. De gouw Teisterbant is helaas niet precies aan te wijzen. Ze wordt al in 850 genoemd met als graaf "Balderik". Vanaf circa 1050 geven de schriftelijke bronnen meer duidelijkheid over de plaats Cuijk en de heersende familie. Vanaf die tijd wordt de naam Cuijk namelijk toegevoegd aan de persoonsnamen, genoemd naar het stamgoed. Voor die tijd noemde men zich van Malsen. De familie had veel bezittingen en nauwe banden met de Graven van Holland, Gelre en Vlaanderen, de Hertog van Brabant, de Koning van Engeland en de bisschoppen van Keulen en Utrecht. In de 13e eeuw werd de gouw Teisterbant verdeeld tussen Cuijk, Gelder en het Stichtse bisdom. De oorspronkelijke heren van Cuijk zijn aan het bewind geweest van 1096 tot 1400 en vooral Jan I van Cuijk nam een voorname plaats in. Een beeld van hem stond bij het viaduct in de Maasstraat, in 2008 ter gelegenheid van 700 jaar Jan van Cuijk is er een bronzen afgietsel gemaakt. Het stenen origineel gaat naar binnen en de bronzen kopie komt voor het gemeentehuis te staan. Wel was het zo dat hun kasteel vanaf 1137 niet meer in Cuijk zelf stond maar in Grave. In die plaats kwam toen ook het bestuurscentrum, maar een aantal zaken bleef in de plaats Cuijk zelf. De Hoofdbank (het huis voor onder andere rechtspraak) bleef in Cuijk en ook de Landdag (een soort dorpenvertegenwoordiging) kwam jaarlijks in de Cuijkse kerk bijeen. Bij de Hoofdbank konden niet alleen de dorpsbanken van Escharen tot Maashees in beroep gaan, maar ook die van het vrijwel onafhankelijke Boxmeer. Het leven van Jan I van Cuijk. Heel belangrijk voor het Land van Cuijk was Heer Jan I van Cuijk (1230 - 1308). Jan werd geboren omstreeks 1230 en volgde in 1254 zijn vader Hendrik III op als Heer van Cuijk. Omstreeks 1260 trouwde hij met Jutta van Nassau. Zij was een dochter van Hendrik van Nassau, een rechtstreekse voorvader van Prins Willem van Oranje. Er zijn negen kinderen uit dit huwelijk bekend. Heer Jan I van Cuijk ‘regeerde’ van 1254 tot 1308 en verbleef meestal op zijn kasteel in Grave. Hij was een bijzondere ridder en regeerder uit een beroemd geslacht. Met in zijn wapen de nog steeds gebruikte acht ‘merletten’ vocht hij aan de kant van Hertog Jan van Brabant tegen de Geldersen, de Limburgers en de Keulsen. Jan I van Cuijk nam deel aan veel veldtochten in de omgeving, waaronder de slag bij Woeringen nabij Keulen in 1288. Deze slag bracht een historisch keerpunt in degeschiedenis van de Nederlanden en het Nederrijn gebied. Hij wordt uitvoerig vermeld in de ‘Yeeste van den slag bij Woeronc’ van Jan van Heelu, een enorm heldendicht op hertog Jan I van Brabant, de grote overwinnaar in de slag tegen onder anderen de aartsbisschop Siegfried van Keulen, Graaf Reinoud van Gelre en Graf Hendrik van Luxemburg. De inzet was de erfelijke rechten op Limburg en de uitslag: Jan van Brabant met aanhang won. Een minder fraaie rol speelde Jan in 1296 echter in de samenzwering van de edelen tegen graaf Floris V van Holland. Deze zou op verzoek van de Engelse koning gevangen genomen worden tijdens een jachtfeest en daarna naar Engeland gebracht. Het liep echter uit op moord. In 1308, kort voor zijn dood heeft hij echter een daad gesteld die van groot belang is geweest voor de bevolking. Hij besloot om de zogenaamde ‘gemeynten’, de gemeentegronden in het Neder- en Overampt, aan de parochiedorpen en onderhorigen daaraan, over te dragen. Deze gronden, die over het geheel nog woest waren (totaal ca. 7.000 hectare), stelde hij daardoor gratis ter beschikking van de inwoners van de dorpen om er de paarden, vee en schapen op te weiden en er heideplaggen van te halen voor de potstallen. De kleine boeren vooral waren daar erg mee gebaat. Jan I van Cuijk was ook de stichter van het Graafse Sint Catharinagasthuis. Heer Jan I stierf op 13 juli 1308 en werd met de grootste eer, ‘met voordragen van wapen en schild’ begraven in de St. Elisabethkerk te Grave. Er is geen graf aan te wijzen van Jan van Cuijk. De positie van Cuijk onder de "Heren van Cuijk"" De heerlijkheid van Cuijk, heeft gedurende een lange tijd een belangrijke positie ingenomen, zowel regionaal als internationaal. In diplomatieke kringen speelden de Heren van Cuijk (en indirect ook de dames natuurlijk) een belangrijke rol in de 12e tot en met de 14e eeuw.
Hij was de eerste bisschop van Utrecht sinds het Concordaat van Worms in (1122), waarmee de investituurstrijd tussen de keizer en de paus over de bisschopsbenoemingen werd beslecht in het voordeel van de paus. Hij behoorde dan ook tot de pauselijke partij.
In 1133 raakte Andries in oorlog met graaf Dirk VI van Holland, die gesteund werd door de stad Utrecht en verschillende dienstmannen van de bisschop. Hij kreeg van koning Koenraad III de graafschappen Westergo en Oostergo terug, die keizer Hendrik V onder bisschop Burchard aan het Sticht ontnomen had.
volgde zijn vader op als graaf van Holland onder voogdij van zijn moeder 993, koloniseerde de Riederwaard omstr. 1015, versloeg het keizerlijk leger van Hendrik II bij Vlaardingen 1018, maakte een bedevaart naar Jeruzalem, steunde Koenraad II in de strijd om het Duits koningschap na 1024
volgde zijn broer Dirk IV op als graaf van Holland 1049-1061, trachtte zijn macht uit te breiden in de Bommelerwaard doch werd vermoord bij Nederhemert 28 juni 1061 door een handlanger van bisschop Willem van Cuijk
Trok met Willem de Veroveraar naar Engeland
De Heren van Cuijk komen van oorsprong uit de Betuwe. Vanaf de 11e eeuw zijn zij ‘historisch aantoonbaar’. De naam Cuijk (Henricus de Kuc of Kuyc) wordt voor het eerst in 1096 in een oorkonde vermeld. De leenmannen noemden zich naar de hoofdplaats Cuijk in hun leengebied "van Cuijk". Het geslacht van Cuijk is afkomstig uit de gouw Teisterbant. Vooral rondom Geldermalsen en Meteren had de familie veel goederen. De gouw Teisterbant is helaas niet precies aan te wijzen. Ze wordt al in 850 genoemd met als graaf "Balderik". Vanaf circa 1050 geven de schriftelijke bronnen meer duidelijkheid over de plaats Cuijk en de heersende familie. Vanaf die tijd wordt de naam Cuijk namelijk toegevoegd aan de persoonsnamen, genoemd naar het stamgoed. Voor die tijd noemde men zich van Malsen. De familie had veel bezittingen en nauwe banden met de Graven van Holland, Gelre en Vlaanderen, de Hertog van Brabant, de Koning van Engeland en de bisschoppen van Keulen en Utrecht. In de 13e eeuw werd de gouw Teisterbant verdeeld tussen Cuijk, Gelder en het Stichtse bisdom. De oorspronkelijke heren van Cuijk zijn aan het bewind geweest van 1096 tot 1400 en vooral Jan I van Cuijk nam een voorname plaats in. Een beeld van hem stond bij het viaduct in de Maasstraat, in 2008 ter gelegenheid van 700 jaar Jan van Cuijk is er een bronzen afgietsel gemaakt. Het stenen origineel gaat naar binnen en de bronzen kopie komt voor het gemeentehuis te staan. Wel was het zo dat hun kasteel vanaf 1137 niet meer in Cuijk zelf stond maar in Grave. In die plaats kwam toen ook het bestuurscentrum, maar een aantal zaken bleef in de plaats Cuijk zelf. De Hoofdbank (het huis voor onder andere rechtspraak) bleef in Cuijk en ook de Landdag (een soort dorpenvertegenwoordiging) kwam jaarlijks in de Cuijkse kerk bijeen. Bij de Hoofdbank konden niet alleen de dorpsbanken van Escharen tot Maashees in beroep gaan, maar ook die van het vrijwel onafhankelijke Boxmeer. Het leven van Jan I van Cuijk. Heel belangrijk voor het Land van Cuijk was Heer Jan I van Cuijk (1230 - 1308). Jan werd geboren omstreeks 1230 en volgde in 1254 zijn vader Hendrik III op als Heer van Cuijk. Omstreeks 1260 trouwde hij met Jutta van Nassau. Zij was een dochter van Hendrik van Nassau, een rechtstreekse voorvader van Prins Willem van Oranje. Er zijn negen kinderen uit dit huwelijk bekend. Heer Jan I van Cuijk ‘regeerde’ van 1254 tot 1308 en verbleef meestal op zijn kasteel in Grave. Hij was een bijzondere ridder en regeerder uit een beroemd geslacht. Met in zijn wapen de nog steeds gebruikte acht ‘merletten’ vocht hij aan de kant van Hertog Jan van Brabant tegen de Geldersen, de Limburgers en de Keulsen. Jan I van Cuijk nam deel aan veel veldtochten in de omgeving, waaronder de slag bij Woeringen nabij Keulen in 1288. Deze slag bracht een historisch keerpunt in degeschiedenis van de Nederlanden en het Nederrijn gebied. Hij wordt uitvoerig vermeld in de ‘Yeeste van den slag bij Woeronc’ van Jan van Heelu, een enorm heldendicht op hertog Jan I van Brabant, de grote overwinnaar in de slag tegen onder anderen de aartsbisschop Siegfried van Keulen, Graaf Reinoud van Gelre en Graf Hendrik van Luxemburg. De inzet was de erfelijke rechten op Limburg en de uitslag: Jan van Brabant met aanhang won. Een minder fraaie rol speelde Jan in 1296 echter in de samenzwering van de edelen tegen graaf Floris V van Holland. Deze zou op verzoek van de Engelse koning gevangen genomen worden tijdens een jachtfeest en daarna naar Engeland gebracht. Het liep echter uit op moord. In 1308, kort voor zijn dood heeft hij echter een daad gesteld die van groot belang is geweest voor de bevolking. Hij besloot om de zogenaamde ‘gemeynten’, de gemeentegronden in het Neder- en Overampt, aan de parochiedorpen en onderhorigen daaraan, over te dragen. Deze gronden, die over het geheel nog woest waren (totaal ca. 7.000 hectare), stelde hij daardoor gratis ter beschikking van de inwoners van de dorpen om er de paarden, vee en schapen op te weiden en er heideplaggen van te halen voor de potstallen. De kleine boeren vooral waren daar erg mee gebaat. Jan I van Cuijk was ook de stichter van het Graafse Sint Catharinagasthuis. Heer Jan I stierf op 13 juli 1308 en werd met de grootste eer, ‘met voordragen van wapen en schild’ begraven in de St. Elisabethkerk te Grave. Er is geen graf aan te wijzen van Jan van Cuijk. De positie van Cuijk onder de "Heren van Cuijk"" De heerlijkheid van Cuijk, heeft gedurende een lange tijd een belangrijke positie ingenomen, zowel regionaal als internationaal. In diplomatieke kringen speelden de Heren van Cuijk (en indirect ook de dames natuurlijk) een belangrijke rol in de 12e tot en met de 14e eeuw.
graaf van Holland 988-993, vergezelde keizer Otto II van Duitsland naar Rome 983, breidt zijn gebied uit naar het zuiden, overl. (gesneuveld) 18 sept. 993 (vermoedelijk aan de mond van de Maas), begr. Egmond (abdijkerk), later als heilige vereerd
schenkt het bezit Rugge aan de St.Pieterskerk van Gent voor het zieleheil van haar gemaal 20 sept. 993, verzoende zich met de opstandige West-Friezen juni 1005, overl. 13 mei (na 1005), begr. Egmond (abdijkerk).
volgde zijn vader op als graaf van Holland onder voogdij van zijn moeder 993, koloniseerde de Riederwaard omstr. 1015, versloeg het keizerlijk leger van Hendrik II bij Vlaardingen 1018, maakte een bedevaart naar Jeruzalem, steunde Koenraad II in de strijd om het Duits koningschap na 1024
graaf van Namen ter opvolging van zijn oudere (in 1018 voor het laatst vermelde) broer Robert II, is aanwezig bij de stichting van de kapittelkerk St. Barthélemy te Luik en wordt in de daarop betrekking hebbende oorkonde onder de leke-getuigen als tweede, direkt na Gozelo I van Lotharingen, vermeld (1031), is eveneens aanwezig bij de wijding van het klooster St. Laurent te Luik 3.11.1034 en wordt dan belast met de voogdij van het daaraan geschonken grote, oud-karolingische domein Wasseiges, neemt waarschijnlijk met zijn schoonvader deel aan de slag bij Bar-le_Duc tegen graaf Eudes van Champagne 15.11.1037, is voogd van Ardenne, sticht de collegiale kerk van St. Aubin te Namen (1047), waaraan hij na het overlijden van zijn moeder zijn domein van Glons-sur-le-Geer schenkt, voor het laatst vermeld in 1062, overl. tussen juli 1063 en juli 1064
Trok met Willem de Veroveraar naar Engeland
Trok met Willem de Veroveraar naar Engeland
Dirk II, geb. omstr. 932 (zoon van Dirk I (Bis), vermeld 936-941, en Gerberga (Geva) van Hamalant), graaf in het WestFriese gebied tussen Maas en Vlie 962-988, schonk ter ere van de bijzetting van St.Adalbertus Egmond een stenen kerk 15 juni 950, nam de grafelijke burcht in Gent in (965), bood de Egmondse abdij een evangeliarium aan 975, kreeg zijn lenen in Maasland, Kennemerland en op Texel van koning Otto III in vrij eigendom 25 aug. 985
graaf van Holland 988-993, vergezelde keizer Otto II van Duitsland naar Rome 983, breidt zijn gebied uit naar het zuiden, overl. (gesneuveld) 18 sept. 993 (vermoedelijk aan de mond van de Maas), begr. Egmond (abdijkerk), later als heilige vereerd
schenkt het bezit Rugge aan de St.Pieterskerk van Gent voor het zieleheil van haar gemaal 20 sept. 993, verzoende zich met de opstandige West-Friezen juni 1005, overl. 13 mei (na 1005), begr. Egmond (abdijkerk).
schenkt het bezit Rugge aan de St.Pieterskerk van Gent voor het zieleheil van haar gemaal 20 sept. 993, verzoende zich met de opstandige West-Friezen juni 1005, overl. 13 mei (na 1005), begr. Egmond (abdijkerk).
graaf van Holland 988-993, vergezelde keizer Otto II van Duitsland naar Rome 983, breidt zijn gebied uit naar het zuiden, overl. (gesneuveld) 18 sept. 993 (vermoedelijk aan de mond van de Maas), begr. Egmond (abdijkerk), later als heilige vereerd
Dirk II, geb. omstr. 932 (zoon van Dirk I (Bis), vermeld 936-941, en Gerberga (Geva) van Hamalant), graaf in het WestFriese gebied tussen Maas en Vlie 962-988, schonk ter ere van de bijzetting van St.Adalbertus Egmond een stenen kerk 15 juni 950, nam de grafelijke burcht in Gent in (965), bood de Egmondse abdij een evangeliarium aan 975, kreeg zijn lenen in Maasland, Kennemerland en op Texel van koning Otto III in vrij eigendom 25 aug. 985
Arnulf I, bijgenaamd de Grote (889 - 27 maart 965), graaf van Vlaanderen van 918 tot 965, was de oudste zoon van Boudewijn II en van Aelfryth van Wessex.
Van zijn vader erfde hij het grootste (noordelijke) deel van het graafschap. Na de dood van zijn broer Adalolf legde hij wederrechtelijk de hand op diens erfdeel (933), dat de streek van Terwaan en Boulogne omvatte. Hij wist ook Oosterbant, Artesië, Ponthieu en de streek van Amiens te veroveren, waardoor het graafschap Vlaanderen tot voorbij de Somme reikte. Arnulf bereikte deze gebiedsuitbreiding door het listig ombrengen van Willem I van Normandië te Picquigny.
Uit vrees voor de onbestendigheid van zijn territoriale aanwinsten deed Arnulf een beroep op de clerus om zijn veroveringen duurzaam en eenvormig te maken via een sterke religieuze ideologie. Zo wierp hij zich op als verdediger van de hervormingen die Gerardus van Brogne in de abdijen van zijn graafschap wilde doorvoeren. Uit zijn (tweede) huwelijk met Aleidis van Vermandois (910 - Brugge, 10 oktober 958), dochter van Herbert II van Vermandois en van Adela van Frankrijk, had hij een zoon, Boudewijn III, die over een deel van het graafschap regeerde van 958 tot diens vroegtijdige dood in 962.
Een opstand van de zonen van Adalolf veroorzaakte een bestuurlijke crisis die Arnulf dwong het graafschap toe te vertrouwen aan de Franse koning Lotharius tot de meerderjarigheid van zijn kleinzoon Arnulf II van Vlaanderen.
Aleidia werd werd uitgehuwelijkt om de vrede tussen het huis Vlaanderen en de Heribertiner graven te bestendigen
Dirk II, geb. omstr. 932 (zoon van Dirk I (Bis), vermeld 936-941, en Gerberga (Geva) van Hamalant), graaf in het WestFriese gebied tussen Maas en Vlie 962-988, schonk ter ere van de bijzetting van St.Adalbertus Egmond een stenen kerk 15 juni 950, nam de grafelijke burcht in Gent in (965), bood de Egmondse abdij een evangeliarium aan 975, kreeg zijn lenen in Maasland, Kennemerland en op Texel van koning Otto III in vrij eigendom 25 aug. 985
Boudewijn II de Kale (863 - 10 september 918) was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en Graaf van Boulogne.
Hij erfde het graafschap van zijn vader op een bijzonder moeilijk moment omdat er een inval van de Vikingen plaatsvond. Dezen zouden nog jaren Vlaanderen en het noorden van Frankrijk onveilig maken. Pas bij de Slag bij de Dijle in 892 werden zij voorgoed verslagen. De onrust die ontstond door het onvermogen van de Karolingers iets tegen de inval te doen, zorgde er in 888 voor dat een niet-Karolinger Odo tot koning gezalfd werd. Boudewijn -zelf een Karolinger- wist dat handig te benutten voor de verdere uitbreiding van zijn grafelijke macht. Hij richtte houten versterkingen op in Sint-Omaars (St. Omer), Brugge en Gent en wist zelfs de abdij van St. Vaast en de streek van Artesië (Artois) onder controle te krijgen. In 902 ruimde hij een belangrijke rivaal Herbert I van Vermandois uit de weg door hem te laten vermoorden. Dit gaf hem meer macht aan de Somme. Hij zorgde bovendien voor een belangrijk politiek bondgenootschap door met de dochter van de Angelsaksische koning Alfred de Grote te trouwen. Bij zijn dood in 918 liet hij dan ook een machtig graafschap na aan zijn zoon Arnulf.
Arnulf I, bijgenaamd de Grote (889 - 27 maart 965), graaf van Vlaanderen van 918 tot 965, was de oudste zoon van Boudewijn II en van Aelfryth van Wessex.
Van zijn vader erfde hij het grootste (noordelijke) deel van het graafschap. Na de dood van zijn broer Adalolf legde hij wederrechtelijk de hand op diens erfdeel (933), dat de streek van Terwaan en Boulogne omvatte. Hij wist ook Oosterbant, Artesië, Ponthieu en de streek van Amiens te veroveren, waardoor het graafschap Vlaanderen tot voorbij de Somme reikte. Arnulf bereikte deze gebiedsuitbreiding door het listig ombrengen van Willem I van Normandië te Picquigny.
Uit vrees voor de onbestendigheid van zijn territoriale aanwinsten deed Arnulf een beroep op de clerus om zijn veroveringen duurzaam en eenvormig te maken via een sterke religieuze ideologie. Zo wierp hij zich op als verdediger van de hervormingen die Gerardus van Brogne in de abdijen van zijn graafschap wilde doorvoeren. Uit zijn (tweede) huwelijk met Aleidis van Vermandois (910 - Brugge, 10 oktober 958), dochter van Herbert II van Vermandois en van Adela van Frankrijk, had hij een zoon, Boudewijn III, die over een deel van het graafschap regeerde van 958 tot diens vroegtijdige dood in 962.
Een opstand van de zonen van Adalolf veroorzaakte een bestuurlijke crisis die Arnulf dwong het graafschap toe te vertrouwen aan de Franse koning Lotharius tot de meerderjarigheid van zijn kleinzoon Arnulf II van Vlaanderen.
Aleidia werd werd uitgehuwelijkt om de vrede tussen het huis Vlaanderen en de Heribertiner graven te bestendigen
Hij had een zoon bij een onbekende vrouw
Boudewijn I, ook wel Boudewijn I met de IJzeren Arm genoemd, (Laon?, ca. 837/40 - Sint Bertijns/Arras, 2 januari 879), staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen. Hij was de zoon van Odakar III van de Morinen (ook Audacrus, Odocrus, Audacer, Odoscer "van Laon" genoemd).
Over Boudewijn I is weinig overgeleverd. Er wordt wel aangenomen dat hij de eerste graaf van het graafschap Vlaanderen zou zijn.
Hij was een bekwaam militair leider, die een halt wist toe te roepen aan de invallen van de Noormannen. Boudewijn bouwde onder meer burchten te Gent en Brugge.
Boudewijn I trouwde op 13 december 862 met Judith van West-Francië, dochter van Karel de Kale, West-Frankisch koning van 840 tot 877, en van Ermentrudis van Orléans, nadat hij haar in Senlis rond Kerstmis 861 had geschaakt. Ze vluchtten naar Lotharingen en van daar naar Rome. Na twee jaar briefwisseling met de woedende vader kwam de verzoening er via een huwelijk te Auxerre. Het graafschap Vlaanderen (een aantal gouwen langsheen de Noordzeekust) was waarschijnlijk een huwelijksgeschenk. Karel de Kale wist hiermee zijn noordelijke grenzen te beveiligen.
Boudewijn zou uiteindelijk de grondlegger worden van een grafelijke dynastie die gedurende meer dan 500 jaar Vlaanderen zal bezitten en regeren. Het Vlaanderen waarvan Boudewijn I graaf was, had nog niet zo veel om het lijf; het beperkte zich tot een viertal stadjes met hun omgevende land (de pagus Flandrensis): Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge.
Zij trouwde
858 Eathelwulf van Wessex
856 Aethelbald van Wessex (ivm troonsovernamen door broer van Aethelwulf )
Zij wer in de lente van 862 geschaakt, trouwde te Auxerre 13 dec. 863 Boudewijn I IJserenarm, graaf van Terwaan 866, bestuurder van de gouwen Kortrijk, Aardenburg en West Vlaanderen en mogelijk Mempiscus (tussen Gent en Kortrijk),
verloor na de schaking van Judith van West Francië zijn graafschappen 862 maar verzoende zich met Karel de Kale en werd opnieuw aangesteld tot graaf in de gouwen Vlaanderen, Waas en Gent 864 en na 866 in de streek Sint-Omaars (Ternois), leke-abt St. Pietersabdij te Gent 870, toezichthouder en raadgever van kroonprins Lodewijk (de Stamelaar) bij het vertrek van Karel naar Italië, overl. 21 jan. 879
Boudewijn II de Kale (863 - 10 september 918) was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en Graaf van Boulogne.
Hij erfde het graafschap van zijn vader op een bijzonder moeilijk moment omdat er een inval van de Vikingen plaatsvond. Dezen zouden nog jaren Vlaanderen en het noorden van Frankrijk onveilig maken. Pas bij de Slag bij de Dijle in 892 werden zij voorgoed verslagen. De onrust die ontstond door het onvermogen van de Karolingers iets tegen de inval te doen, zorgde er in 888 voor dat een niet-Karolinger Odo tot koning gezalfd werd. Boudewijn -zelf een Karolinger- wist dat handig te benutten voor de verdere uitbreiding van zijn grafelijke macht. Hij richtte houten versterkingen op in Sint-Omaars (St. Omer), Brugge en Gent en wist zelfs de abdij van St. Vaast en de streek van Artesië (Artois) onder controle te krijgen. In 902 ruimde hij een belangrijke rivaal Herbert I van Vermandois uit de weg door hem te laten vermoorden. Dit gaf hem meer macht aan de Somme. Hij zorgde bovendien voor een belangrijk politiek bondgenootschap door met de dochter van de Angelsaksische koning Alfred de Grote te trouwen. Bij zijn dood in 918 liet hij dan ook een machtig graafschap na aan zijn zoon Arnulf.
Boudewijn II de Kale (863 - 10 september 918) was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en Graaf van Boulogne.
Hij erfde het graafschap van zijn vader op een bijzonder moeilijk moment omdat er een inval van de Vikingen plaatsvond. Dezen zouden nog jaren Vlaanderen en het noorden van Frankrijk onveilig maken. Pas bij de Slag bij de Dijle in 892 werden zij voorgoed verslagen. De onrust die ontstond door het onvermogen van de Karolingers iets tegen de inval te doen, zorgde er in 888 voor dat een niet-Karolinger Odo tot koning gezalfd werd. Boudewijn -zelf een Karolinger- wist dat handig te benutten voor de verdere uitbreiding van zijn grafelijke macht. Hij richtte houten versterkingen op in Sint-Omaars (St. Omer), Brugge en Gent en wist zelfs de abdij van St. Vaast en de streek van Artesië (Artois) onder controle te krijgen. In 902 ruimde hij een belangrijke rivaal Herbert I van Vermandois uit de weg door hem te laten vermoorden. Dit gaf hem meer macht aan de Somme. Hij zorgde bovendien voor een belangrijk politiek bondgenootschap door met de dochter van de Angelsaksische koning Alfred de Grote te trouwen. Bij zijn dood in 918 liet hij dan ook een machtig graafschap na aan zijn zoon Arnulf.
Hij had een zoon bij een onbekende vrouw
Vazal van Karel de Kale
Karel II, de Kale, koning, daarna keizer, geb. Frankfurt aan de Main 13.6.823, overl. Maurienne op 6.10.877, begr. klooster Nantua, later Saint-Denis. Vormt reeds vanaf 829 het middelpunt van handelen van zijn ouders om hem (in strijd met de als definitief bedoelde Ordinatio Imperii) een eigen rijk te bezorgen; door zijn vader tot koning gekroond en aangesteld tot hertog van Maine, Quierzy sept. 838 en van Aquitanië 13.12.838; strijdt na de dood van zijn vader samen met zijn halfbroer Lodewijk de Duitser tegen hun oudste broer Lotharius I, welke zij verslaan bij Fontenoy (bij Auxerre) 25.6.841; verkrijgt West-Francië bij het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843; wordt na jarenlang verzet van de aristocratie in het hem toebedeelde rijksdeel alsnog door ‘bijna alle’ wereldrijke en geestelijke groten van Aquitanië tot koning gekozen en door de aartsbisschop van Sens gezalfd en gekroond, Orléans 848; weet echter (o.a. door de voortdurende Noormannen-invallen) pas vanaf 860 een zekere consolidering te bereiken; schaart zich van dan af, samen met Lodewijk de Duitser, aan de zijde van Theutberga wier huwelijk met hun neef Lotharius II kinderloos is, wat dus tot een komende verwerving, althans deling van het middenrijk kan leiden; laat zich na de plotselinge dood van Lotharius II (8.8.869) tot koning van Lotharingen wijden Metz 9.9.869, doch moet het oostelijke deel daarvan afstaan aan Lodewijk de Duitser bij het verdrag van Meersen 8.8.870; laat zich na de dood van zijn neef Lodewijk 11 door paus Johannes VIII tot keizer kronen, Rome 25.12.875; geacclameerd door een Italiaanse Rijksverzameling als ‘protector et defensor’ (en daarmee feitelijk tot koning) Pavia febr. 876; tracht na de dood van Lodewijk de Duitser (28.8.876) via een bliksemveldtocht naar Aken alsnog het hele middenrijk te verwerven, maar wordt door Lodewijk de Jonge bij Andernach verslagen 8.10.876; treft op een rijksverzameling te Quierzy (waar voor de duur van zijn afwezigheid de erfelijkheid van lenen per cartularium wordt afgekondigd 14.6.877) voorbereidingen om de paus tegen de Saracenen te hulp te komen, maar ziet daartoe in Italië geen kans. Tr. (1) Quierzy 13.12.842 Ermentrudis, geb. ca. 830; overl. 6-10-869; dr. van graaf Odo van Orléans; tr. 2) 12 .10.869, bevestigd Aix-la-Chapelle 22.1.870, een Bosonide vrouw, overl. tussen 910 en 3 febr. 911, dochter van Bivin, graaf en abt van Gorze en van NN, dochter van Boso de Oude, graaf van Italië, en nicht van koningin Theutberga, echtgenote van Lotharius II.
Zij trouwde
858 Eathelwulf van Wessex
856 Aethelbald van Wessex (ivm troonsovernamen door broer van Aethelwulf )
Zij wer in de lente van 862 geschaakt, trouwde te Auxerre 13 dec. 863 Boudewijn I IJserenarm, graaf van Terwaan 866, bestuurder van de gouwen Kortrijk, Aardenburg en West Vlaanderen en mogelijk Mempiscus (tussen Gent en Kortrijk),
verloor na de schaking van Judith van West Francië zijn graafschappen 862 maar verzoende zich met Karel de Kale en werd opnieuw aangesteld tot graaf in de gouwen Vlaanderen, Waas en Gent 864 en na 866 in de streek Sint-Omaars (Ternois), leke-abt St. Pietersabdij te Gent 870, toezichthouder en raadgever van kroonprins Lodewijk (de Stamelaar) bij het vertrek van Karel naar Italië, overl. 21 jan. 879
Boudewijn I, ook wel Boudewijn I met de IJzeren Arm genoemd, (Laon?, ca. 837/40 - Sint Bertijns/Arras, 2 januari 879), staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen. Hij was de zoon van Odakar III van de Morinen (ook Audacrus, Odocrus, Audacer, Odoscer "van Laon" genoemd).
Over Boudewijn I is weinig overgeleverd. Er wordt wel aangenomen dat hij de eerste graaf van het graafschap Vlaanderen zou zijn.
Hij was een bekwaam militair leider, die een halt wist toe te roepen aan de invallen van de Noormannen. Boudewijn bouwde onder meer burchten te Gent en Brugge.
Boudewijn I trouwde op 13 december 862 met Judith van West-Francië, dochter van Karel de Kale, West-Frankisch koning van 840 tot 877, en van Ermentrudis van Orléans, nadat hij haar in Senlis rond Kerstmis 861 had geschaakt. Ze vluchtten naar Lotharingen en van daar naar Rome. Na twee jaar briefwisseling met de woedende vader kwam de verzoening er via een huwelijk te Auxerre. Het graafschap Vlaanderen (een aantal gouwen langsheen de Noordzeekust) was waarschijnlijk een huwelijksgeschenk. Karel de Kale wist hiermee zijn noordelijke grenzen te beveiligen.
Boudewijn zou uiteindelijk de grondlegger worden van een grafelijke dynastie die gedurende meer dan 500 jaar Vlaanderen zal bezitten en regeren. Het Vlaanderen waarvan Boudewijn I graaf was, had nog niet zo veel om het lijf; het beperkte zich tot een viertal stadjes met hun omgevende land (de pagus Flandrensis): Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge.
Terwijl Karel de Grote in Noord-Spanje op veldtocht was, beviel zijn vrouw Hildegarde hetzij op 11 april hetzij in juni/augustus 778 in de palts van Chasseneuil bij Poitiers van een tweeling. Na Karels terugkeer werden ze als Lodewijk en Lothar gedoopt. De karolingische koningsnamen Karel, Karloman en Pepijn waren reeds aan Karels eerder geboren zonen vergeven, zodat men besloot terug te grijpen naar deze van de belangrijkste Merovingische koningen Chlodowech I ofte Clovis, en Chlotarius I. De kleine Lothar stierf reeds in 779, maar Lodewijk overleefde.
Lodewijk I de Vrome (Chasseneuil bij Poitiers, april, juni of augustus 778 - Ingelheim am Rhein, 20 juni 840) volgde zijn vader Karel de Grote na diens dood in 814 op als koning van de Franken, van 814 tot aan zijn eigen overlijden in 840. Zijn vader Karel de Grote kroonde hem op 11 september 813 in Aken tot medekeizer van het Frankische Rijk en op 5 oktober 816 in Reims kroonde Paus Stefanus IV (V) hem tot keizer van het Westen. Hij huwde een eerste maal in 794 met Ermengarde, met wie hij Lothar, Pepijn en Lodewijk de Duitser had, en een tweede keer met Judith, die hem een vierde zoon Karel schonk.
Lodewijk I streefde er naar de erfenis van zijn beroemde vader te bestendigen, in de eerste plaats via het doorvoeren van geloofshervormingen. Maar zelf regelde hij zijn eigen erfopvolging bijzonder ongelukkig, en zijn regering werd door vernederingen en mislukkingen getekend.
Een toeval zorgde ervoor dat hij na de dood van zijn vader Karel de Grote in 814 alleenheerser werd. Zijn beide oudere broers Pepijn en Karel waren namelijk reeds respectievelijk in 810 en 811 overleden. Daarmee verviel ook een in 806 getroffen regeling die het Frankenrijk in 3 stukken zou hebben opgedeeld; het probleem rond de toekenning van de keizerlijke waardigheid, die op zichzelf als ondeelbaar werd beschouwd, was door meer geluk dan wijsheid toch nog opgelost.
Op 11 september 813 waren de rijksgroten te Aken bijeen en waren getuige van de feestelijke verheffing van de zoon van Karel de Grote tot mederegent en exclusieve erfgenaam van het Rijk, met de daaraan verbonden konings- en keizerstitels. Enkele maanden later overleed Karel en liet aan de 36-jarige Lodewijk een reusachtig rijk na.
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Stichteres van klooster Erstein
IIIC Pippijn I, koning van Aquitanië, geb. ca. 797, overl. Poitiers 13.12.838, begr. in de kerk Sainte-Radegonde te Poitiers. Tr. sept. 822 Ringardis, dochter van Theodebert, graaf van Madrie. Ze werd bij haar man begraven. Uit dit huwelijk: a. Pippijn II, koning van Aquitanië, geb. ca. 823, overl. Senlis na juni 864. Tr. NN, waaruit geen kinderen werden geboren. b. Carolus, aartsbisschop van Mainz, geb. ca. 825/30, overl. Mainz (Duitsland) 4.6.863, begr. in de kerk St. Albanus in Mainz. c. NN, tr.(?) Gerhard, graaf van Limoges(?), gesneuveld te Fontenoy 25.6.841. d. NN, tr. Rathier, graaf van Limoges, overl. 25.6.841.
Lodewijk de Duitser (806 — Frankfurt am Main, 28 september 876) was de zoon van keizer Lodewijk de Vrome en Ermengarde van Haspengouw. Als Lodewijk II was hij koning van Oost-Francië, het latere Duitsland. Later werd hij ook koning van Lotharingen, hier als Lodewijk I. Hij kreeg de bijnaam de Duitser om hem te onderscheiden van zijn neef, Lodewijk II, die koning van Italië was, en ook de keizerskroon droeg.
Bij het Verdrag van Verdun werd het Frankische Rijk van Lodewijk de Vrome verdeeld over zijn drie zonen: Lodewijk de Duitser, Karel de Kale en Lotharius. Lodewijk kreeg Oost-Francië. Na de dood van zijn oudste broer Lotharius I werd diens Middenrijk verder verdeeld onder zijn drie zonen: Lotharius II kreeg Lotharingen, Lodewijk II kreeg Noord-Italië, en Karel de Jonge kreeg Bourgondië. Deze drie neven van Lodewijk bleken niet zo talentrijk te zijn. In 869 pikte Lodewijk ook Lotharingen in. Ook de andere delen zouden via een dynastieke rechtmatige overerving aan Duitsland overgaan, zodat het Middenrijk daarmee helemaal verdwenen was.
Algemeen wordt Lodewijk als de meest bekwame telg van de toenmalige Karolingen beschouwd.
Vazal van Karel de Kale
Karel II, de Kale, koning, daarna keizer, geb. Frankfurt aan de Main 13.6.823, overl. Maurienne op 6.10.877, begr. klooster Nantua, later Saint-Denis. Vormt reeds vanaf 829 het middelpunt van handelen van zijn ouders om hem (in strijd met de als definitief bedoelde Ordinatio Imperii) een eigen rijk te bezorgen; door zijn vader tot koning gekroond en aangesteld tot hertog van Maine, Quierzy sept. 838 en van Aquitanië 13.12.838; strijdt na de dood van zijn vader samen met zijn halfbroer Lodewijk de Duitser tegen hun oudste broer Lotharius I, welke zij verslaan bij Fontenoy (bij Auxerre) 25.6.841; verkrijgt West-Francië bij het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843; wordt na jarenlang verzet van de aristocratie in het hem toebedeelde rijksdeel alsnog door ‘bijna alle’ wereldrijke en geestelijke groten van Aquitanië tot koning gekozen en door de aartsbisschop van Sens gezalfd en gekroond, Orléans 848; weet echter (o.a. door de voortdurende Noormannen-invallen) pas vanaf 860 een zekere consolidering te bereiken; schaart zich van dan af, samen met Lodewijk de Duitser, aan de zijde van Theutberga wier huwelijk met hun neef Lotharius II kinderloos is, wat dus tot een komende verwerving, althans deling van het middenrijk kan leiden; laat zich na de plotselinge dood van Lotharius II (8.8.869) tot koning van Lotharingen wijden Metz 9.9.869, doch moet het oostelijke deel daarvan afstaan aan Lodewijk de Duitser bij het verdrag van Meersen 8.8.870; laat zich na de dood van zijn neef Lodewijk 11 door paus Johannes VIII tot keizer kronen, Rome 25.12.875; geacclameerd door een Italiaanse Rijksverzameling als ‘protector et defensor’ (en daarmee feitelijk tot koning) Pavia febr. 876; tracht na de dood van Lodewijk de Duitser (28.8.876) via een bliksemveldtocht naar Aken alsnog het hele middenrijk te verwerven, maar wordt door Lodewijk de Jonge bij Andernach verslagen 8.10.876; treft op een rijksverzameling te Quierzy (waar voor de duur van zijn afwezigheid de erfelijkheid van lenen per cartularium wordt afgekondigd 14.6.877) voorbereidingen om de paus tegen de Saracenen te hulp te komen, maar ziet daartoe in Italië geen kans. Tr. (1) Quierzy 13.12.842 Ermentrudis, geb. ca. 830; overl. 6-10-869; dr. van graaf Odo van Orléans; tr. 2) 12 .10.869, bevestigd Aix-la-Chapelle 22.1.870, een Bosonide vrouw, overl. tussen 910 en 3 febr. 911, dochter van Bivin, graaf en abt van Gorze en van NN, dochter van Boso de Oude, graaf van Italië, en nicht van koningin Theutberga, echtgenote van Lotharius II.
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Stichteres van klooster Erstein
Vazal van Karel de Kale
Karel II, de Kale, koning, daarna keizer, geb. Frankfurt aan de Main 13.6.823, overl. Maurienne op 6.10.877, begr. klooster Nantua, later Saint-Denis. Vormt reeds vanaf 829 het middelpunt van handelen van zijn ouders om hem (in strijd met de als definitief bedoelde Ordinatio Imperii) een eigen rijk te bezorgen; door zijn vader tot koning gekroond en aangesteld tot hertog van Maine, Quierzy sept. 838 en van Aquitanië 13.12.838; strijdt na de dood van zijn vader samen met zijn halfbroer Lodewijk de Duitser tegen hun oudste broer Lotharius I, welke zij verslaan bij Fontenoy (bij Auxerre) 25.6.841; verkrijgt West-Francië bij het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843; wordt na jarenlang verzet van de aristocratie in het hem toebedeelde rijksdeel alsnog door ‘bijna alle’ wereldrijke en geestelijke groten van Aquitanië tot koning gekozen en door de aartsbisschop van Sens gezalfd en gekroond, Orléans 848; weet echter (o.a. door de voortdurende Noormannen-invallen) pas vanaf 860 een zekere consolidering te bereiken; schaart zich van dan af, samen met Lodewijk de Duitser, aan de zijde van Theutberga wier huwelijk met hun neef Lotharius II kinderloos is, wat dus tot een komende verwerving, althans deling van het middenrijk kan leiden; laat zich na de plotselinge dood van Lotharius II (8.8.869) tot koning van Lotharingen wijden Metz 9.9.869, doch moet het oostelijke deel daarvan afstaan aan Lodewijk de Duitser bij het verdrag van Meersen 8.8.870; laat zich na de dood van zijn neef Lodewijk 11 door paus Johannes VIII tot keizer kronen, Rome 25.12.875; geacclameerd door een Italiaanse Rijksverzameling als ‘protector et defensor’ (en daarmee feitelijk tot koning) Pavia febr. 876; tracht na de dood van Lodewijk de Duitser (28.8.876) via een bliksemveldtocht naar Aken alsnog het hele middenrijk te verwerven, maar wordt door Lodewijk de Jonge bij Andernach verslagen 8.10.876; treft op een rijksverzameling te Quierzy (waar voor de duur van zijn afwezigheid de erfelijkheid van lenen per cartularium wordt afgekondigd 14.6.877) voorbereidingen om de paus tegen de Saracenen te hulp te komen, maar ziet daartoe in Italië geen kans. Tr. (1) Quierzy 13.12.842 Ermentrudis, geb. ca. 830; overl. 6-10-869; dr. van graaf Odo van Orléans; tr. 2) 12 .10.869, bevestigd Aix-la-Chapelle 22.1.870, een Bosonide vrouw, overl. tussen 910 en 3 febr. 911, dochter van Bivin, graaf en abt van Gorze en van NN, dochter van Boso de Oude, graaf van Italië, en nicht van koningin Theutberga, echtgenote van Lotharius II.
Picture Keizer Karel de Grote ontmoet Paus Adrianus
Karel de Grote (Duits: Karl der Große; Frans en Engels: Charlemagne; Latijns: Carolus Magnus of Karolus Magnus) (Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen betrouwbaar gelijkende portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard, en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef, dat hij met een lengte van 1 meter en 93 centimeter - voor die tijd - bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw officieel zalig verklaard, hoewel hij al langer bij het volk bekendstond als "heilige", maar wordt alleen in Aken als zodanig vereerd; ook in seculiere zin heeft hij door de eeuwen heen tot de verbeelding gesproken, wat geleid heeft tot een zgn. 'karel-epiek'. In de Middelnederlandse literatuur is het voorhoofse ridderverhaal Karel ende Elegast (ca. 1250 op schrift gesteld) hier een voorbeeld van. Karel werd en wordt wel de Vader van Europa genoemd; daarom werd in 1949 de Internationale Karelsprijs Aken in het leven geroepen voor personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Europese eenwording.
Uit gens Nostra:
Karel de Grote, geb. bij Aix-la-Chapelle 2.4.748, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz
Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen
beiden worden gezalfd op 9.10.768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons
Na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28.7.754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25.12.800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen
zijn uiteindelijke titulatuur wordt:
‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’
zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overl. Aken 28.1.814, begr. ald. (Dom).
Pepijn met de Bult (770 - 811) was een zoon van Karel de Grote en diens eerste echtgenote Himiltrude. Pepijn was de eerstgeboren zoon van Karel de Grote, maar zou nooit een rol spelen in de erfopvolging. Wanneer in 781 Karel de Grotes zoon, Karloman, ook Pepijn genoemd wordt verliest Pepijn met de Bult zijn rechten en wordt hij als bastaard aangemerkt, omdat het huwelijk van zijn moeder met Karel de Grote in twijfel getrokken werd. Pepijn bleef echter aan het hof van zijn vader en maakte zich daar populair bij een deel van de adel. Nadat hij in 791-792 met de adellijke oppositie gecomplotteerd had tegen Karel de Grote om zijn opvolgingsrechten veilig te stellen, wordt Pepijn voor de rest van zijn dagen in het klooster van Prüm opgesloten. Pepijn bleef ongehuwd. (Wikipedai
Pepijn van Italië, oorspr. Karloman, (april 773 - 8 juli 810) was (na zijn bastaardzoon Pepijn met de Bult) de oudste wettige zoon van Karel de Grote. Zijn moeder was Karels derde vrouw Hildegard.
In 781 bezocht Karel Italië, officieel als bedevaartganger, maar mede om er orde op zaken te stellen en het land beter onder Karolingisch gezag te brengen. Hij stelde er zijn zoon Pepijn aan als koning. Hij brak met opzet met de traditie door hem tot koning van Italië en niet van het nog maar net veroverde Lombardije te maken, hoewel Pepijn zich wel vestigde in de oude hoofdstad van de Langobarden, Pavia. Karel was bezorgd dat hij wanneer hij elders nodig was er weer opstanden zouden komen in dit gebied. Deze vrees bleek niet ongegrond.
In 793 vielen moslimtroepen uit Spanje het gebied rond Narbonne aan en Benevento -van oudsher een Langobardisch hertogdom- nam de gelegenheid te baat om in opstand te komen. Pepijn wist echter de opstand de kop in te drukken. Ook in de oorlog met de Avaren werd Karels aandacht afgeleid door een opstand in Saksen. Het was Pepijn, gesteund door hertog Eric van Friuli en de Kroatische leider Vojnomir die in 795 en 796 door wist te dringen in het gebied tussen Tisa en Donau (nu Hongarije) waar het Avaarse hoofdkwartier de Ring gelegen was. Het werd verwoest. Pepijn keerde terug met zo veel goud en zilver dat Einhard beweert dat dit de meest winstgevende onderneming van de Franken ooit was.
In 806 verdeelde Karel de Grote zijn rijk onder zijn zoons in de Divisio regnorum om na zijn dood onenigheid onder zijn erfgenamen te voorkomen. Aan het al bestaande gebied van het Italiaanse koninkrijk voegde hij Beieren, Karinthië en de helft van Alemannië toe. Vreemd genoeg werd er niet gezegd wat er met de keizerstitel ging gebeuren, mogelijk omdat er daarover met Byzantium nog steeds onenigheid was. Het zou echter allemaal anders lopen.
Pepijn stierf voortijdig in 810. Met instemming van Karel de Grote volgde zijn bastaardzoon Bernard hem op als koning van Italië. Ook Pepijns jongere broer Karel stierf voortijdig. De keizer maakte daarom zijn derde wettige zoon Lodewijk tot zijn enige erfgenaam, met inbegrip van keizerstitel. De bedoeling was dat Bernard van Italië -die dus als opvolger voor de keizerstitel gepasseerd werd- zijn oom net zo trouw zou dienen als Pepijn zijn vader gediend had, maar dat bleek al snel een vrome wens.
Terwijl Karel de Grote in Noord-Spanje op veldtocht was, beviel zijn vrouw Hildegarde hetzij op 11 april hetzij in juni/augustus 778 in de palts van Chasseneuil bij Poitiers van een tweeling. Na Karels terugkeer werden ze als Lodewijk en Lothar gedoopt. De karolingische koningsnamen Karel, Karloman en Pepijn waren reeds aan Karels eerder geboren zonen vergeven, zodat men besloot terug te grijpen naar deze van de belangrijkste Merovingische koningen Chlodowech I ofte Clovis, en Chlotarius I. De kleine Lothar stierf reeds in 779, maar Lodewijk overleefde.
Lodewijk I de Vrome (Chasseneuil bij Poitiers, april, juni of augustus 778 - Ingelheim am Rhein, 20 juni 840) volgde zijn vader Karel de Grote na diens dood in 814 op als koning van de Franken, van 814 tot aan zijn eigen overlijden in 840. Zijn vader Karel de Grote kroonde hem op 11 september 813 in Aken tot medekeizer van het Frankische Rijk en op 5 oktober 816 in Reims kroonde Paus Stefanus IV (V) hem tot keizer van het Westen. Hij huwde een eerste maal in 794 met Ermengarde, met wie hij Lothar, Pepijn en Lodewijk de Duitser had, en een tweede keer met Judith, die hem een vierde zoon Karel schonk.
Lodewijk I streefde er naar de erfenis van zijn beroemde vader te bestendigen, in de eerste plaats via het doorvoeren van geloofshervormingen. Maar zelf regelde hij zijn eigen erfopvolging bijzonder ongelukkig, en zijn regering werd door vernederingen en mislukkingen getekend.
Een toeval zorgde ervoor dat hij na de dood van zijn vader Karel de Grote in 814 alleenheerser werd. Zijn beide oudere broers Pepijn en Karel waren namelijk reeds respectievelijk in 810 en 811 overleden. Daarmee verviel ook een in 806 getroffen regeling die het Frankenrijk in 3 stukken zou hebben opgedeeld; het probleem rond de toekenning van de keizerlijke waardigheid, die op zichzelf als ondeelbaar werd beschouwd, was door meer geluk dan wijsheid toch nog opgelost.
Op 11 september 813 waren de rijksgroten te Aken bijeen en waren getuige van de feestelijke verheffing van de zoon van Karel de Grote tot mederegent en exclusieve erfgenaam van het Rijk, met de daaraan verbonden konings- en keizerstitels. Enkele maanden later overleed Karel en liet aan de 36-jarige Lodewijk een reusachtig rijk na.
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Stichteres van klooster Erstein
IIIC Pippijn I, koning van Aquitanië, geb. ca. 797, overl. Poitiers 13.12.838, begr. in de kerk Sainte-Radegonde te Poitiers. Tr. sept. 822 Ringardis, dochter van Theodebert, graaf van Madrie. Ze werd bij haar man begraven. Uit dit huwelijk: a. Pippijn II, koning van Aquitanië, geb. ca. 823, overl. Senlis na juni 864. Tr. NN, waaruit geen kinderen werden geboren. b. Carolus, aartsbisschop van Mainz, geb. ca. 825/30, overl. Mainz (Duitsland) 4.6.863, begr. in de kerk St. Albanus in Mainz. c. NN, tr.(?) Gerhard, graaf van Limoges(?), gesneuveld te Fontenoy 25.6.841. d. NN, tr. Rathier, graaf van Limoges, overl. 25.6.841.
Lodewijk de Duitser (806 — Frankfurt am Main, 28 september 876) was de zoon van keizer Lodewijk de Vrome en Ermengarde van Haspengouw. Als Lodewijk II was hij koning van Oost-Francië, het latere Duitsland. Later werd hij ook koning van Lotharingen, hier als Lodewijk I. Hij kreeg de bijnaam de Duitser om hem te onderscheiden van zijn neef, Lodewijk II, die koning van Italië was, en ook de keizerskroon droeg.
Bij het Verdrag van Verdun werd het Frankische Rijk van Lodewijk de Vrome verdeeld over zijn drie zonen: Lodewijk de Duitser, Karel de Kale en Lotharius. Lodewijk kreeg Oost-Francië. Na de dood van zijn oudste broer Lotharius I werd diens Middenrijk verder verdeeld onder zijn drie zonen: Lotharius II kreeg Lotharingen, Lodewijk II kreeg Noord-Italië, en Karel de Jonge kreeg Bourgondië. Deze drie neven van Lodewijk bleken niet zo talentrijk te zijn. In 869 pikte Lodewijk ook Lotharingen in. Ook de andere delen zouden via een dynastieke rechtmatige overerving aan Duitsland overgaan, zodat het Middenrijk daarmee helemaal verdwenen was.
Algemeen wordt Lodewijk als de meest bekwame telg van de toenmalige Karolingen beschouwd.
Stichteres van klooster Erstein
Lotharius I, koning der Franken en Lombarden, geb. ca. 795, overl. in de abdij te Prum in de nacht van 28 op 29 sept. 855, begr. in de kerk van Saint-Sauveur van deze abdij. Aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio lmperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als ‘Festkrönung’) nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8.4.)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het ‘Leugenveld’ bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen laat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rij ksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk ‘de Duitser’ en Karel ‘de Kale’, die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14.2.842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in ‘fraternitas’ te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons; treedt in het klooster te Prüm 23.9, overl. 29.9.855 en begraven aldaar, tr. okt. 821 Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein; overl. 20.3.851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N. Voorts had hij voor april 851 een relatie met Doda, overl. na 9.7.855, van onbekende herkomst en tussen 851 en 853 met een onbekende vrouw.
Picture Keizer Karel de Grote ontmoet Paus Adrianus
Karel de Grote (Duits: Karl der Große; Frans en Engels: Charlemagne; Latijns: Carolus Magnus of Karolus Magnus) (Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen betrouwbaar gelijkende portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard, en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef, dat hij met een lengte van 1 meter en 93 centimeter - voor die tijd - bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw officieel zalig verklaard, hoewel hij al langer bij het volk bekendstond als "heilige", maar wordt alleen in Aken als zodanig vereerd; ook in seculiere zin heeft hij door de eeuwen heen tot de verbeelding gesproken, wat geleid heeft tot een zgn. 'karel-epiek'. In de Middelnederlandse literatuur is het voorhoofse ridderverhaal Karel ende Elegast (ca. 1250 op schrift gesteld) hier een voorbeeld van. Karel werd en wordt wel de Vader van Europa genoemd; daarom werd in 1949 de Internationale Karelsprijs Aken in het leven geroepen voor personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Europese eenwording.
Uit gens Nostra:
Karel de Grote, geb. bij Aix-la-Chapelle 2.4.748, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz
Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen
beiden worden gezalfd op 9.10.768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons
Na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28.7.754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25.12.800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen
zijn uiteindelijke titulatuur wordt:
‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’
zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overl. Aken 28.1.814, begr. ald. (Dom).
Picture Keizer Karel de Grote ontmoet Paus Adrianus
Karel de Grote (Duits: Karl der Große; Frans en Engels: Charlemagne; Latijns: Carolus Magnus of Karolus Magnus) (Jupille, (waarschijnlijk) 2 april 742 - Aken, 28 januari 814) was van 771 tot aan zijn dood koning der Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond. Karel was de zoon van Pepijn de Korte en Bertrada van Laon bijgenaamd "Bertrada met de grote voeten". Er zijn geen betrouwbaar gelijkende portretten van Karel bekend maar wij weten van zijn biograaf Einhard, en omdat zijn skelet in Aken bewaard bleef, dat hij met een lengte van 1 meter en 93 centimeter - voor die tijd - bijzonder groot van stuk was. Karel was rossig, droeg een snor en had een "vooruitstekende buik". Karel werd in de 12e eeuw officieel zalig verklaard, hoewel hij al langer bij het volk bekendstond als "heilige", maar wordt alleen in Aken als zodanig vereerd; ook in seculiere zin heeft hij door de eeuwen heen tot de verbeelding gesproken, wat geleid heeft tot een zgn. 'karel-epiek'. In de Middelnederlandse literatuur is het voorhoofse ridderverhaal Karel ende Elegast (ca. 1250 op schrift gesteld) hier een voorbeeld van. Karel werd en wordt wel de Vader van Europa genoemd; daarom werd in 1949 de Internationale Karelsprijs Aken in het leven geroepen voor personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Europese eenwording.
Uit gens Nostra:
Karel de Grote, geb. bij Aix-la-Chapelle 2.4.748, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz
Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen
beiden worden gezalfd op 9.10.768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons
Na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28.7.754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25.12.800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen
zijn uiteindelijke titulatuur wordt:
‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’
zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overl. Aken 28.1.814, begr. ald. (Dom).
Terwijl Karel de Grote in Noord-Spanje op veldtocht was, beviel zijn vrouw Hildegarde hetzij op 11 april hetzij in juni/augustus 778 in de palts van Chasseneuil bij Poitiers van een tweeling. Na Karels terugkeer werden ze als Lodewijk en Lothar gedoopt. De karolingische koningsnamen Karel, Karloman en Pepijn waren reeds aan Karels eerder geboren zonen vergeven, zodat men besloot terug te grijpen naar deze van de belangrijkste Merovingische koningen Chlodowech I ofte Clovis, en Chlotarius I. De kleine Lothar stierf reeds in 779, maar Lodewijk overleefde.
Lodewijk I de Vrome (Chasseneuil bij Poitiers, april, juni of augustus 778 - Ingelheim am Rhein, 20 juni 840) volgde zijn vader Karel de Grote na diens dood in 814 op als koning van de Franken, van 814 tot aan zijn eigen overlijden in 840. Zijn vader Karel de Grote kroonde hem op 11 september 813 in Aken tot medekeizer van het Frankische Rijk en op 5 oktober 816 in Reims kroonde Paus Stefanus IV (V) hem tot keizer van het Westen. Hij huwde een eerste maal in 794 met Ermengarde, met wie hij Lothar, Pepijn en Lodewijk de Duitser had, en een tweede keer met Judith, die hem een vierde zoon Karel schonk.
Lodewijk I streefde er naar de erfenis van zijn beroemde vader te bestendigen, in de eerste plaats via het doorvoeren van geloofshervormingen. Maar zelf regelde hij zijn eigen erfopvolging bijzonder ongelukkig, en zijn regering werd door vernederingen en mislukkingen getekend.
Een toeval zorgde ervoor dat hij na de dood van zijn vader Karel de Grote in 814 alleenheerser werd. Zijn beide oudere broers Pepijn en Karel waren namelijk reeds respectievelijk in 810 en 811 overleden. Daarmee verviel ook een in 806 getroffen regeling die het Frankenrijk in 3 stukken zou hebben opgedeeld; het probleem rond de toekenning van de keizerlijke waardigheid, die op zichzelf als ondeelbaar werd beschouwd, was door meer geluk dan wijsheid toch nog opgelost.
Op 11 september 813 waren de rijksgroten te Aken bijeen en waren getuige van de feestelijke verheffing van de zoon van Karel de Grote tot mederegent en exclusieve erfgenaam van het Rijk, met de daaraan verbonden konings- en keizerstitels. Enkele maanden later overleed Karel en liet aan de 36-jarige Lodewijk een reusachtig rijk na.
Versloeg het leger van de Saracenen on de slag van Balat Al-Shuhada
Versloeg het leger van de Saracenen on de slag van Balat Al-Shuhada
Flavius Valerius Aurelius Constantinus[2] (Naissus, 27 februari ca. 280[1] - Ancyrona, 22 mei 337), bekend als Constantijn I de Grote, was keizer van Rome. In juli 306 werd hij door zijn troepen uitgeroepen tot imperator en Augustus. Maar pas vanaf 308 werd hij als zodanig erkend. Door zijn militaire overwinningen zou hij een steeds groter deel van het Romeinse Rijk gaan regeren tot hij vanaf 324 alleenheerser werd over heel het uitgestrekte Romeinse Rijk. Hij is vooral bekend als de eerste Romeinse keizer die zich zou hebben uitgesproken voor het christendom (de zogenaamde Constantijnse wende rond 313), want door zijn ondertekening van het edict van Milaan maakte hij een definitief einde aan de christenvervolgingen (die hadden plaats gevonden onder Decius, Diocletianus en Galerius).
De Byzantijnse liturgische kalender, gevolgd door de Oosters-Orthodoxe Kerk en Oosters-Katholieke Kerken met Byzantijnse ritus, nam zowel Constantijn als zijn moeder Helena op als heiligen. Hoewel hij, anders dan een heel aantal andere Constantijnen, niet is opgenomen in de Latijnse lijst van heiligen, wordt hij in de Westerse kerktraditie geëerd met de titel "de Grote" voor zijn bijdrage aan het christendom.
Om de omslag die zijn regering betekende kracht bij te zetten, kondigde Constantijn in 324/326 aan Byzantium om te vormen tot een Nova Roma (Nieuw Rome). Op 11 mei 330 riep hij de stad officieel uit tot nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk, dit ten nadele van het reeds in verval zijnde Rome. Na Constantijns dood in 337 werd de stad naar hem omgedoopt tot Constantinopel (Constantijns stad). Het zou nog ongeveer duizend jaar de hoofdstad blijven van het Byzantijnse Rijk, slechts kortstondig onderbroken door de val van Constantinopel in 1204 tijdens de Vierde kruistocht, om in 1453 tenslotte weer te vallen en de nieuwe hoofdstad te worden van het Ottomaanse Rijk.
int-Helena of Flavia Julia Helena of Helena van Constantinopel (circa 248 – circa 329) was de moeder van de Romeinse keizer Constantijn de Grote. Zij wordt binnen het Oosters-orthodoxe en rooms-katholieke christendom als heilige vereerd.
Helena wordt waarschijnlijk in Drepanum geboren. Haar zoon Constantijn verandert de naam van die stad later in Helenopolis. Volgens sommigen is ze de dochter van een herbergier. In elk geval stamt ze uit een lage sociale klasse.
Ze maakt kennis met de Romeinse militair Constantius Chlorus en baart diens zoon Constantijn. Constantius trouwt vervolgens met de stiefdochter van keizer Maximianus en wordt later zelf keizer. Na zijn dood in 306 volgt zoon Constantijn hem op en Helena wordt, als moeder van de keizer, een belangrijke figuur aan het keizerlijk hof. In het jaar 324 verkrijgt ze van Constantijn de eretitel Augusta.
Evenals haar zoon bekeert Helena zich tot het christendom. Omstreeks het jaar 325 onderneemt ze een reis door het oosten van het Romeinse Rijk. Volgens de beschrijving die kerkvader Eusebius van haar omzwervingen door Palestina geeft in zijn Vita Constantini houdt ze zich voortdurend bezig met bidden, het uitreiken van aalmoezen, het bezoeken van heilige plaatsen en het stichten van kerken. Verder ontdekt ze het graf van Jezus. En passant neemt ze ook de stoffelijke resten van de Drie Koningen mee terug naar Constantinopel, waarna deze relikwieën aan de stad Milaan worden geschonken in 344. Hoewel de feiten in Vita Constantini de waarheid lijken te spreken, moet niet vergeten worden dat Eusebius een Christenlijke invalshoek had.
Volgens de overlevering brengt Helena tevens het kruis waaraan Jezus stierf mee. De vindplaats van het Heilige Kruis werd haar in een droom aangewezen. Dit kruis krijgt, nog steeds volgens de overlevering, een plaats in de Heilige Grafkerk terwijl de bijbehorende spijkers worden verwerkt in het bit van Constantijns favoriete paard.
Volgens de "Gesta Treverorum" zou Helena de Heilige Rok naar Trier hebben gebracht. Ze had daar een paleis, waarschijnlijk op de plaats waar Constantijn in 326 begon met de bouw van de St. Petersdom.
Kort na haar terugkeer uit het Heilige Land sterft Helena.
Dankzij de verslagen van Eusebius verleent de Kerk haar de status van heilige. Haar naamdag valt op 18 augustus in de Rooms-katholieke Kerk, op 19 en 21 mei in de Lutherse Kerk en op 21 mei in de Orthodoxe Kerk.
Flavius Valerius Aurelius Constantinus[2] (Naissus, 27 februari ca. 280[1] - Ancyrona, 22 mei 337), bekend als Constantijn I de Grote, was keizer van Rome. In juli 306 werd hij door zijn troepen uitgeroepen tot imperator en Augustus. Maar pas vanaf 308 werd hij als zodanig erkend. Door zijn militaire overwinningen zou hij een steeds groter deel van het Romeinse Rijk gaan regeren tot hij vanaf 324 alleenheerser werd over heel het uitgestrekte Romeinse Rijk. Hij is vooral bekend als de eerste Romeinse keizer die zich zou hebben uitgesproken voor het christendom (de zogenaamde Constantijnse wende rond 313), want door zijn ondertekening van het edict van Milaan maakte hij een definitief einde aan de christenvervolgingen (die hadden plaats gevonden onder Decius, Diocletianus en Galerius).
De Byzantijnse liturgische kalender, gevolgd door de Oosters-Orthodoxe Kerk en Oosters-Katholieke Kerken met Byzantijnse ritus, nam zowel Constantijn als zijn moeder Helena op als heiligen. Hoewel hij, anders dan een heel aantal andere Constantijnen, niet is opgenomen in de Latijnse lijst van heiligen, wordt hij in de Westerse kerktraditie geëerd met de titel "de Grote" voor zijn bijdrage aan het christendom.
Om de omslag die zijn regering betekende kracht bij te zetten, kondigde Constantijn in 324/326 aan Byzantium om te vormen tot een Nova Roma (Nieuw Rome). Op 11 mei 330 riep hij de stad officieel uit tot nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk, dit ten nadele van het reeds in verval zijnde Rome. Na Constantijns dood in 337 werd de stad naar hem omgedoopt tot Constantinopel (Constantijns stad). Het zou nog ongeveer duizend jaar de hoofdstad blijven van het Byzantijnse Rijk, slechts kortstondig onderbroken door de val van Constantinopel in 1204 tijdens de Vierde kruistocht, om in 1453 tenslotte weer te vallen en de nieuwe hoofdstad te worden van het Ottomaanse Rijk.
int-Helena of Flavia Julia Helena of Helena van Constantinopel (circa 248 – circa 329) was de moeder van de Romeinse keizer Constantijn de Grote. Zij wordt binnen het Oosters-orthodoxe en rooms-katholieke christendom als heilige vereerd.
Helena wordt waarschijnlijk in Drepanum geboren. Haar zoon Constantijn verandert de naam van die stad later in Helenopolis. Volgens sommigen is ze de dochter van een herbergier. In elk geval stamt ze uit een lage sociale klasse.
Ze maakt kennis met de Romeinse militair Constantius Chlorus en baart diens zoon Constantijn. Constantius trouwt vervolgens met de stiefdochter van keizer Maximianus en wordt later zelf keizer. Na zijn dood in 306 volgt zoon Constantijn hem op en Helena wordt, als moeder van de keizer, een belangrijke figuur aan het keizerlijk hof. In het jaar 324 verkrijgt ze van Constantijn de eretitel Augusta.
Evenals haar zoon bekeert Helena zich tot het christendom. Omstreeks het jaar 325 onderneemt ze een reis door het oosten van het Romeinse Rijk. Volgens de beschrijving die kerkvader Eusebius van haar omzwervingen door Palestina geeft in zijn Vita Constantini houdt ze zich voortdurend bezig met bidden, het uitreiken van aalmoezen, het bezoeken van heilige plaatsen en het stichten van kerken. Verder ontdekt ze het graf van Jezus. En passant neemt ze ook de stoffelijke resten van de Drie Koningen mee terug naar Constantinopel, waarna deze relikwieën aan de stad Milaan worden geschonken in 344. Hoewel de feiten in Vita Constantini de waarheid lijken te spreken, moet niet vergeten worden dat Eusebius een Christenlijke invalshoek had.
Volgens de overlevering brengt Helena tevens het kruis waaraan Jezus stierf mee. De vindplaats van het Heilige Kruis werd haar in een droom aangewezen. Dit kruis krijgt, nog steeds volgens de overlevering, een plaats in de Heilige Grafkerk terwijl de bijbehorende spijkers worden verwerkt in het bit van Constantijns favoriete paard.
Volgens de "Gesta Treverorum" zou Helena de Heilige Rok naar Trier hebben gebracht. Ze had daar een paleis, waarschijnlijk op de plaats waar Constantijn in 326 begon met de bouw van de St. Petersdom.
Kort na haar terugkeer uit het Heilige Land sterft Helena.
Dankzij de verslagen van Eusebius verleent de Kerk haar de status van heilige. Haar naamdag valt op 18 augustus in de Rooms-katholieke Kerk, op 19 en 21 mei in de Lutherse Kerk en op 21 mei in de Orthodoxe Kerk.